Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gefingeerd:
  2. fingeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gefingeerd (Nederlands) in het Spaans

gefingeerd:

gefingeerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gefingeerd (onecht; bedriegelijk; vals; nagemaakt; onwaar)
    falsamente; falso; vil; malo; mezquino; fingido; desdeñoso; vilmente; falsificado; fuera de tono
  2. gefingeerd (fictief; denkbeeldig; verzonnen; bedacht)
    inventado; ficticio; fingido; imaginado
  3. gefingeerd (fictief; denkbeeldig; geveinsd; aangenomen; verdicht)
    ficticio; inventado; fingido; simulado

Vertaal Matrix voor gefingeerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
falso verkeerde
malo gemenerik
vil dief; ladelichter
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desdeñoso bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals aanmatigend; arrogant; geringschattend; hautain; hooghartig; hoogmoedig; hovaardig; kleinerend; laag; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; trots; uit de hoogte; vanuit de hoogte; verachtelijk; verlagend; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
falsamente bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals achterbaks; argwaan opwekkend; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; tweetongig; uitgekookt; vals; valselijk; verdacht
falsificado bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; geïmiteerd; gluiperig; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; nagebootst; nagemaakt; nep; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; vervalst
falso bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals achterbaks; arglistig; argwaan opwekkend; bits; boefachtig; boosaardig; doortrapt; duister; duivelachtig; duivels; ernaast; fout; foutief; gedwongen; geforceerd; gehaaid; gemaakt; gemaakte gevoelens; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; huichelachtig; in het geniep; kattig; kwaadaardig; kwaadwillig; leep; leugenachtig; link; listig; louche; met slechte intentie; min; mis; nep; niet echt; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbetrouwbaar; ongebruikt; ongeopend; onguur; onjuist; onnatuurlijk; onoprecht; onwaar; onwaarachtig; pinnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnig; stiekem; ten onrechte; tweetongig; uitgekookt; vals; verdacht; verkeerd; vervalst
ficticio aangenomen; bedacht; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; geveinsd; verdicht; verzonnen bedrieglijk; belerend; denkbeeldig; frikkerig; hypothetisch; illusoir; imaginair; ingebeeld; misleidend; pedant; schoolmeesterachtig; verwaand; zelfgenoegzaam; zelfingenomen
fingido aangenomen; bedacht; bedriegelijk; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; geveinsd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals; verdicht; verzonnen bedacht; gedwongen; gefabriceerd; geforceerd; gehuicheld; geveinsd; huichelachtig; onoprecht; onvrijwillig; uit de duim gezogen; verplicht
fuera de tono bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals
imaginado bedacht; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; verzonnen bedacht; gefabriceerd; gefantaseerd; uit de duim gezogen
inventado aangenomen; bedacht; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; geveinsd; verdicht; verzonnen bedacht; gefabriceerd; gefantaseerd; uit de duim gezogen
malo bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals aan een ziekte lijdend; achterbaks; akelig; banaal; bedorven; beroerd; boefachtig; boos; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ellendig; erg; ernstig; furieus; gangbaar; gebruikelijk; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gluiperig; grof; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; naar; nijdig; normaal; onaardig; onedel; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwelwillend; plat; platvloers; ploertig; razend; rot; rottig; satanisch; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnijdig; stiekem; toornig; triviaal; uitgekookt; vals; van bedenkelijke aard; vergaan; verrot; vertoornd; vunzig; week; woest; ziedend; ziek; zwak
mezquino bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals armzalig; bekrompen; benepen; gemeen; karig; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinhartig; kleinzielig; kneuterig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; mager; matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; onedel; onedelmoedig; pover; schamel; schraal; zwak; zwakjes
simulado aangenomen; denkbeeldig; fictief; gefingeerd; geveinsd; verdicht bedekt; verbloemd; verholen; verkapt; versluierd
vil bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals aan lager wal; amoreel; crimineel; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; immoreel; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; min; misdadig; normaal; obsceen; onedel; onzedelijk; onzedig; ploerterig; ploertig; schandalig; schuin; slecht; smeerachtig; smiechterig; snood; vals; verfoeilijk; verlopen; vies; vunzig; zedeloos
vilmente bedriegelijk; gefingeerd; nagemaakt; onecht; onwaar; vals gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; normaal; onedel; ploertig

gefingeerd vorm van fingeren:

fingeren werkwoord (fingeer, fingeert, fingeerde, fingeerden, gefingeerd)

  1. fingeren (simuleren; veinzen; voorwenden)
    pretender; fingir

Conjugations for fingeren:

o.t.t.
  1. fingeer
  2. fingeert
  3. fingeert
  4. fingeren
  5. fingeren
  6. fingeren
o.v.t.
  1. fingeerde
  2. fingeerde
  3. fingeerde
  4. fingeerden
  5. fingeerden
  6. fingeerden
v.t.t.
  1. heb gefingeerd
  2. hebt gefingeerd
  3. heeft gefingeerd
  4. hebben gefingeerd
  5. hebben gefingeerd
  6. hebben gefingeerd
v.v.t.
  1. had gefingeerd
  2. had gefingeerd
  3. had gefingeerd
  4. hadden gefingeerd
  5. hadden gefingeerd
  6. hadden gefingeerd
o.t.t.t.
  1. zal fingeren
  2. zult fingeren
  3. zal fingeren
  4. zullen fingeren
  5. zullen fingeren
  6. zullen fingeren
o.v.t.t.
  1. zou fingeren
  2. zou fingeren
  3. zou fingeren
  4. zouden fingeren
  5. zouden fingeren
  6. zouden fingeren
diversen
  1. fingeer!
  2. fingeert!
  3. gefingeerd
  4. fingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fingeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pretender aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fingir fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden acteren; beweren; doen voorkomen; huichelen; iemand begunstigen; komedie spelen; pretenderen; stellen; toneelspelen; verklaren; voorgeven; voorschuiven; voortrekken; zich aanstellen
pretender fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden aanmatigen; ambiëren; bedoelen; beweren; ergens iets mee willen zeggen; huichelen; menen; pretenderen; stellen; van mening zijn; verklaren; voorgeven; zich verbeelden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fingir doende

Wiktionary: fingeren

fingeren
verb
  1. voorwenden

Cross Translation:
FromToVia
fingeren fingir feign — to make a false copy
fingeren fingir; afectar; simular feindreprésenter une chose comme réelle en lui donner une fausse apparence.