Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grif (Nederlands) in het Spaans

grif:

grif bijvoeglijk naamwoord

  1. grif (grifweg; met gemak; vlot)
    diligente; pronto; rápido; fácilmente; rápidamente; sin vacilar

Vertaal Matrix voor grif:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rápido exprestrein; sneltrein
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fácilmente grif; grifweg; met gemak; vlot eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diligente grif; grifweg; met gemak; vlot actief; bedreven; bedrijvig; bezig; consciëntieus; flink aanpakkend; gewetensvol; grondig; grondig aanpakkend; ijverig; krachtig; met een krachtige uitwerking; met zorg; nijver; noest; onvermoeibaar; scrupuleus; stevig aanpakkend; vlijtig; zorgvuldig
pronto grif; grifweg; met gemak; vlot abrupt; af; afgedaan; afgelopen; alras; directe; dra; eensklaps; eerstdaags; gauw; gereed; geëindigd; haastig; ijlings; ineens; klaar; later; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; opeens; over; plots; plotseling; plotsklaps; rap; snel; spoedig; straks; uit; vlot; vlug; voltooid; voorbij; vroeg; vroegtijdig; weldra; zometeen
rápidamente grif; grifweg; met gemak; vlot aanstonds; direct; directe; dra; dringend; eerstdaags; flitsend; gauw; haastig; hip; ijlings; klemmend; met spoed; onverwijld; rap; snel; spoedeisend; spoedig; terstond; trendy; urgent; vlot; vlug; weldra
rápido grif; grifweg; met gemak; vlot dra; dringend; eerstdaags; flitsend; gauw; haastig; hip; ijlings; klemmend; met spoed; rap; snel; snelzeilend; spoedeisend; spoedig; trendy; urgent; vingervlug; vlot; vlug; weldra
sin vacilar grif; grifweg; met gemak; vlot

griffen:

griffen werkwoord (grif, grift, grifde, grifden, gegrift)

  1. griffen (met een stift inkrassen; graveren; griffelen)
    imprimir; grabar; inscribir; burilar

Conjugations for griffen:

o.t.t.
  1. grif
  2. grift
  3. grift
  4. griffen
  5. griffen
  6. griffen
o.v.t.
  1. grifde
  2. grifde
  3. grifde
  4. grifden
  5. grifden
  6. grifden
v.t.t.
  1. heb gegrift
  2. hebt gegrift
  3. heeft gegrift
  4. hebben gegrift
  5. hebben gegrift
  6. hebben gegrift
v.v.t.
  1. had gegrift
  2. had gegrift
  3. had gegrift
  4. hadden gegrift
  5. hadden gegrift
  6. hadden gegrift
o.t.t.t.
  1. zal griffen
  2. zult griffen
  3. zal griffen
  4. zullen griffen
  5. zullen griffen
  6. zullen griffen
o.v.t.t.
  1. zou griffen
  2. zou griffen
  3. zou griffen
  4. zouden griffen
  5. zouden griffen
  6. zouden griffen
diversen
  1. grif!
  2. grift!
  3. gegrift
  4. griffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor griffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imprimir afdrukken; drukken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
burilar graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen
grabar graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen aantekenen; absorberen; branden; controleren; etsen; examineren; graveren; groeven; ingraveren; inkerven; insnijden; inspecteren; keuren; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; schouwen; verzet aantekenen
imprimir graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen boekdrukken; prenten; printen
inscribir graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen aanmelden; boeken; inboeken; inschrijven; noteren; opgeven; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen