Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. intrigeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor intrigeren (Nederlands) in het Spaans

intrigeren:

intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)

  1. intrigeren (fascineren; boeien)
    intrigar; fascinar
  2. intrigeren (konkelen; kuipen)
    contribuir; intrigar; aportar; enredar; hacer entrar

Conjugations for intrigeren:

o.t.t.
  1. intrigeer
  2. intrigeert
  3. intrigeert
  4. intrigeren
  5. intrigeren
  6. intrigeren
o.v.t.
  1. intrigeerde
  2. intrigeerde
  3. intrigeerde
  4. intrigeerden
  5. intrigeerden
  6. intrigeerden
v.t.t.
  1. ben geïntrigeerd
  2. bent geïntrigeerd
  3. is geïntrigeerd
  4. zijn geïntrigeerd
  5. zijn geïntrigeerd
  6. zijn geïntrigeerd
v.v.t.
  1. was geïntrigeerd
  2. was geïntrigeerd
  3. was geïntrigeerd
  4. waren geïntrigeerd
  5. waren geïntrigeerd
  6. waren geïntrigeerd
o.t.t.t.
  1. zal intrigeren
  2. zult intrigeren
  3. zal intrigeren
  4. zullen intrigeren
  5. zullen intrigeren
  6. zullen intrigeren
o.v.t.t.
  1. zou intrigeren
  2. zou intrigeren
  3. zou intrigeren
  4. zouden intrigeren
  5. zouden intrigeren
  6. zouden intrigeren
en verder
  1. heb geïntigreerd
  2. hebt geïntigreerd
  3. heeft geïntigreerd
  4. hebben geïntigreerd
  5. hebben geïntigreerd
  6. hebben geïntigreerd
diversen
  1. intrigeer!
  2. intrigeert!
  3. geïntrigeerd
  4. intrigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor intrigeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aportar erin brengen; inbrengen
contribuir erin brengen; inbrengen
fascinar aantrekken; bekoren; charmeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aportar intrigeren; konkelen; kuipen bijdragen; iets in te brengen hebben; inbrengen; meehelpen
contribuir intrigeren; konkelen; kuipen assisteren; bijdragen; handreiken; iets in te brengen hebben; inbrengen; insturen; inzenden; meehelpen
enredar intrigeren; konkelen; kuipen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; compliceren; ingewikkeld maken; moeilijk maken; neppen; obsederen; omlijnen; oppoken; opstoken; poken; sjoemelen; stoken; verwikkelen
fascinar boeien; fascineren; intrigeren beheksen; bekoren; betoveren; betrappen; bevallen; obsederen; snappen
hacer entrar intrigeren; konkelen; kuipen
intrigar boeien; fascineren; intrigeren; konkelen; kuipen benieuwen; obsederen

Wiktionary: intrigeren

intrigeren
verb
  1. interesse wekken, fascineren
  2. met slinkse streken te werk gaan