Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor janken (Nederlands) in het Spaans

janken:

janken werkwoord (jank, jankt, jankte, jankten, gejankt)

  1. janken (brullen; gillen)
    llorar; chillar; dar alaridos; gritar; rugir; aullar; bramar; vociferar; ulilar
  2. janken (snikken)
    sollozar
  3. janken (wenen; huilen)
    aullar; plañir
  4. janken (huilen; brullen; krijsen)
    llorar; bramar; chirriar; berrear; gritar; guiñar; chillar; rugir; aullar; ulular; gemir; vociferar; gañir; dar alaridos; dar guiñadas
  5. janken (grienen; huilen; snotteren; snikken)
    llorar; sollozar; lloriquear; gimotear; aullar

Conjugations for janken:

o.t.t.
  1. jank
  2. jankt
  3. jankt
  4. janken
  5. janken
  6. janken
o.v.t.
  1. jankte
  2. jankte
  3. jankte
  4. jankten
  5. jankten
  6. jankten
v.t.t.
  1. heb gejankt
  2. hebt gejankt
  3. heeft gejankt
  4. hebben gejankt
  5. hebben gejankt
  6. hebben gejankt
v.v.t.
  1. had gejankt
  2. had gejankt
  3. had gejankt
  4. hadden gejankt
  5. hadden gejankt
  6. hadden gejankt
o.t.t.t.
  1. zal janken
  2. zult janken
  3. zal janken
  4. zullen janken
  5. zullen janken
  6. zullen janken
o.v.t.t.
  1. zou janken
  2. zou janken
  3. zou janken
  4. zouden janken
  5. zouden janken
  6. zouden janken
en verder
  1. is gejankt
diversen
  1. jank!
  2. jankt!
  3. gejankt
  4. jankend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor janken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chillar joelen
guiñar knipogen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aullar brullen; gillen; grienen; huilen; janken; krijsen; snikken; snotteren; wenen emmeren; gillen; joelen; krijsen; roepen; schreeuwen; sniffen; snotteren; uitjouwen
berrear brullen; huilen; janken; krijsen blèren; gillen; krijsen; roepen; schreeuwen
bramar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; joelen; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren; uitjouwen; vloeken
chillar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; fluisteren; foeteren; gillen; het uitgillen; joelen; knarsen; krassen; krijsen; lispelen; luidkeels iets verkondigen; piepen; roepen; schetteren; schreeuwen; sissen; tetteren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben
chirriar brullen; huilen; janken; krijsen knarsen
dar alaridos brullen; gillen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; fluisteren; lispelen; roepen; sissen
dar guiñadas brullen; huilen; janken; krijsen
gañir brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; sniffen; snotteren; zich beklagen
gemir brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; jammeren; jeremiëren; kermen; kreunen; steunen; temen; weeklagen; zich beklagen
gimotear grienen; huilen; janken; snikken; snotteren emmeren; kreunen; steunen; temen; zich beklagen
gritar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; joelen; krijsen; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
guiñar brullen; huilen; janken; krijsen
llorar brullen; gillen; grienen; huilen; janken; krijsen; snikken; snotteren bewenen; huilen; schreien; zich beklagen
lloriquear grienen; huilen; janken; snikken; snotteren emmeren; huilen; schreien; zemelen; zich beklagen
plañir huilen; janken; wenen rouwklagen; sniffen; snotteren
rugir brullen; gillen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; ketteren; sakkeren; vloeken
sollozar grienen; huilen; janken; snikken; snotteren
ulilar brullen; gillen; janken
ulular brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; sniffen; snotteren
vociferar brullen; gillen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; jubelen; juichen; ketteren; krijsen; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; uitvaren tegen; vloeken

Verwante woorden van "janken":


Wiktionary: janken

janken
verb
  1. (inergatief) traanvocht uitscheiden door emotie

Cross Translation:
FromToVia
janken llorar cry — intransitive: to weep
janken aullar yowl — utter a yowl

jank:

jank [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. jank (snik)
    el llanto; el lloros; el sollozo; el lloriqueo
    • llanto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lloros [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sollozo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lloriqueo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
llanto jank; snik bedenking; bezwaar; gehuil; gejammer; gejank; geweeklaag; geween; grief; het klagen; klacht; wolvengehuil
lloriqueo jank; snik gehuil; gejammer; gejank; geklaag; gelamenteer; gepiep; getjilp; geween
lloros jank; snik gejammer; geklaag; gelamenteer
sollozo jank; snik gesnik; het snikken

Verwante woorden van "jank":


Wiktionary: jank


Cross Translation:
FromToVia
jank aullido yowl — loud cry