Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klimmend (Nederlands) in het Spaans

klimmend:

klimmend bijvoeglijk naamwoord

  1. klimmend (toenemend; stijgend; oplopend; )
    en escala; subiendo; creciente; aumentando; en aumento

Vertaal Matrix voor klimmend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
creciente omhoog komen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aumentando klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend groeiend; in toenemende mate; meer en meer; toenemend
creciente klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend
en aumento klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend
en escala klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend
subiendo klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend

klimmen:

klimmen werkwoord (klim, klimt, klom, klommen, geklommen)

  1. klimmen (omhoogklimmen)
  2. klimmen (omhoogklimmen; stijgen; omhoog gaan; omhoogstijgen)
    ir subiendo; ascender

Conjugations for klimmen:

o.t.t.
  1. klim
  2. klimt
  3. klimt
  4. klimmen
  5. klimmen
  6. klimmen
o.v.t.
  1. klom
  2. klom
  3. klom
  4. klommen
  5. klommen
  6. klommen
v.t.t.
  1. ben geklommen
  2. bent geklommen
  3. is geklommen
  4. zijn geklommen
  5. zijn geklommen
  6. zijn geklommen
v.v.t.
  1. was geklommen
  2. was geklommen
  3. was geklommen
  4. waren geklommen
  5. waren geklommen
  6. waren geklommen
o.t.t.t.
  1. zal klimmen
  2. zult klimmen
  3. zal klimmen
  4. zullen klimmen
  5. zullen klimmen
  6. zullen klimmen
o.v.t.t.
  1. zou klimmen
  2. zou klimmen
  3. zou klimmen
  4. zouden klimmen
  5. zouden klimmen
  6. zouden klimmen
en verder
  1. heb geklommen
  2. hebt geklommen
  3. heeft geklommen
  4. hebben geklommen
  5. hebben geklommen
  6. hebben geklommen
diversen
  1. klim!
  2. klimt!
  3. geklommen
  4. klimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

klimmen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. klimmen (opstijgen; stijging; stijgen; omhoogkomen)
    el alza; el aumento; el crecimiento; el incremento; el despegue

Vertaal Matrix voor klimmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alza klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging opstijging
aumento klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; groter worden; knobbel; opaarden; opeenhopen; ophopen; opstapelen; stapelen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
crecimiento klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging aangroei; aanwas; aanwinst; bloei; bloeiperiode; expansie; gezwel; groei; groter worden; knobbel; ontplooiing; ontwikkeling; opbloei; stijging; toename; toeneming; tot bloei komen; tumor; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering; wasdom
despegue klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging opstijging
incremento klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking; vooruitgang; vordering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ascender klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; stijgen aanwassen; beklimmen; bevorderd worden; bovenkomen; de hoogte ingaan; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogkomen; omhoogstijgen; oprijzen; opstijgen; opvliegen; opwaarts gaan; rijzen; stijgen; zich opwerken
ir subiendo klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; stijgen beklimmen
subir escalando klimmen; omhoogklimmen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
aumento sprong; stijging

Verwante woorden van "klimmen":


Synoniemen voor "klimmen":


Verwante definities voor "klimmen":

  1. op handen en voeten naar beneden of naar boven gaan1
    • de aap klom in de boom1

Wiktionary: klimmen


Cross Translation:
FromToVia
klimmen subir; escalar climb — to ascend, to go up
klimmen escalar besteigen — sich zu einem hochgelegenen oder erhöhten Ort begeben
klimmen escalar klettern — zu einem hochgelegenen Ort hinaufsteigen oder heruntersteigen
klimmen trepar gravir — Monter avec effort.
klimmen trepar grimpergravir, monter en s’agrippant.