Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overrompeld (Nederlands) in het Spaans

overrompeld:


overrompelen:

overrompelen werkwoord (overrompel, overrompelt, overrompelde, overrompelden, overrompeld)

  1. overrompelen (overvallen)

Conjugations for overrompelen:

o.t.t.
  1. overrompel
  2. overrompelt
  3. overrompelt
  4. overrompelen
  5. overrompelen
  6. overrompelen
o.v.t.
  1. overrompelde
  2. overrompelde
  3. overrompelde
  4. overrompelden
  5. overrompelden
  6. overrompelden
v.t.t.
  1. heb overrompeld
  2. hebt overrompeld
  3. heeft overrompeld
  4. hebben overrompeld
  5. hebben overrompeld
  6. hebben overrompeld
v.v.t.
  1. had overrompeld
  2. had overrompeld
  3. had overrompeld
  4. hadden overrompeld
  5. hadden overrompeld
  6. hadden overrompeld
o.t.t.t.
  1. zal overrompelen
  2. zult overrompelen
  3. zal overrompelen
  4. zullen overrompelen
  5. zullen overrompelen
  6. zullen overrompelen
o.v.t.t.
  1. zou overrompelen
  2. zou overrompelen
  3. zou overrompelen
  4. zouden overrompelen
  5. zouden overrompelen
  6. zouden overrompelen
en verder
  1. ben overrompeld
  2. bent overrompeld
  3. is overrompeld
  4. zijn overrompeld
  5. zijn overrompeld
  6. zijn overrompeld
diversen
  1. overrompel!
  2. overrompelt!
  3. overrompeld
  4. overrompelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overrompelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer aantasten; aanvallen; attaqueren; bekruipen; besluipen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer overrompelen; overvallen aanvallen; attaqueren; bestormen; doordrijven; dwingen; forceren; iemand overvallen met iets; inhakken; inhouwen; overvallen; verrassen
asaltar overrompelen; overvallen aanvallen; afstormen op; attaqueren; belegeren; beroven; bestormen; binnenspringen; doordrijven; geweld gebruiken; iemand overvallen met iets; overvallen; roven; verrassen; zich aan iemand vergrijpen
atracar overrompelen; overvallen doordrijven; geweld gebruiken; iemand overvallen met iets; schofferen; verrassen
coger de sorpresa overrompelen; overvallen
sorprender overrompelen; overvallen afluisteren; afsteken; betrappen; eruit springen; frapperen; iemand overvallen met iets; iets onverwachts doen; in het oog lopen; opvallen; snappen; uitspringen; uitsteken; verrassen
tomar desprevenido overrompelen; overvallen