Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. overschreden:
  2. overschrijden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overschreden (Nederlands) in het Spaans

overschreden:

overschreden bijvoeglijk naamwoord

  1. overschreden
    sobrepasado; pasado; traspasado

Vertaal Matrix voor overschreden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pasado verleden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pasado overschreden af; afgedaan; afgelopen; armoedig; beëindigd; binnengevallen; doorgegeven; eerder; flodderig; gereed; geëindigd; haveloos; ingehaald; klaar; langsgekomen; over; pover; schamel; sjofel; sjofeltjes; uit; verder gegeven; verleden; verlopen; verstreken; vervallen; voltooid; voorbij; voorbij gestreefd; voordien; voorgevallen; voorheen; vorig; vroeger
sobrepasado overschreden
traspasado overschreden

overschrijden:

overschrijden werkwoord (overschrijd, overschrijdt, overschreed, overschreden, overschreden)

  1. overschrijden
    traspasar; pasar

Conjugations for overschrijden:

o.t.t.
  1. overschrijd
  2. overschrijdt
  3. overschrijdt
  4. overschrijden
  5. overschrijden
  6. overschrijden
o.v.t.
  1. overschreed
  2. overschreed
  3. overschreed
  4. overschreden
  5. overschreden
  6. overschreden
v.t.t.
  1. heb overschreden
  2. hebt overschreden
  3. heeft overschreden
  4. hebben overschreden
  5. hebben overschreden
  6. hebben overschreden
v.v.t.
  1. had overschreden
  2. had overschreden
  3. had overschreden
  4. hadden overschreden
  5. hadden overschreden
  6. hadden overschreden
o.t.t.t.
  1. zal overschrijden
  2. zult overschrijden
  3. zal overschrijden
  4. zullen overschrijden
  5. zullen overschrijden
  6. zullen overschrijden
o.v.t.t.
  1. zou overschrijden
  2. zou overschrijden
  3. zou overschrijden
  4. zouden overschrijden
  5. zouden overschrijden
  6. zouden overschrijden
en verder
  1. is overschreden
  2. zijn overschreden
diversen
  1. overschrijd!
  2. overschrijdt!
  3. overschreden
  4. overschrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor overschrijden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pasar overschrijden aankomen; achteruitgaan; aflopen; afsluiten; bezoeken; bezwijken; dichtdoen; doodgaan; doorgeven; doorhalen; doorkomen; doorspelen; doorvertellen; erdoor komen; gebeuren; geld overmaken; geschieden; iemand opzoeken; inhalen; instorten; kapotgaan; langsgaan; langskomen; omkomen; op visite gaan; oprijzen; overboeken; overgaan; overheen gaan; overheen trekken; overkomen; overlijden; overschrijven; overzenden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; rijzen; rondbrieven; rondvertellen; sluiten; snel bewegen; sterven; tenondergaan; teruggaan; toedoen; toegaan; toemaken; vergaan; verlopen; verrotten; verstrijken; verteren; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijlopen; voorbijrijden; voordoen; voorvallen; wegrotten; zinken
traspasar overschrijden aangeven; aanreiken; afgeven; delegeren; geven; overdragen; overgeven; overhandigen; overstappen; toesteken

Wiktionary: overschrijden

overschrijden
verb
  1. de overzijde van een grens betreden

Cross Translation:
FromToVia
overschrijden exceder exceed — to go beyond the limits of something
overschrijden exceder excéderoutrepasser, aller au-delà de certaines limites.