Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. samenscholen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor samenscholen (Nederlands) in het Spaans

samenscholen:

samenscholen werkwoord (school samen, schoolt samen, schoolde samen, schoolden samen, samengeschoold)

  1. samenscholen
    agruparse

Conjugations for samenscholen:

o.t.t.
  1. school samen
  2. schoolt samen
  3. schoolt samen
  4. scholen samen
  5. scholen samen
  6. scholen samen
o.v.t.
  1. schoolde samen
  2. schoolde samen
  3. schoolde samen
  4. schoolden samen
  5. schoolden samen
  6. schoolden samen
v.t.t.
  1. ben samengeschoold
  2. bent samengeschoold
  3. is samengeschoold
  4. zijn samengeschoold
  5. zijn samengeschoold
  6. zijn samengeschoold
v.v.t.
  1. was samengeschoold
  2. was samengeschoold
  3. was samengeschoold
  4. waren samengeschoold
  5. waren samengeschoold
  6. waren samengeschoold
o.t.t.t.
  1. zal samenscholen
  2. zult samenscholen
  3. zal samenscholen
  4. zullen samenscholen
  5. zullen samenscholen
  6. zullen samenscholen
o.v.t.t.
  1. zou samenscholen
  2. zou samenscholen
  3. zou samenscholen
  4. zouden samenscholen
  5. zouden samenscholen
  6. zouden samenscholen
diversen
  1. school samen!
  2. schoolt samen!
  3. samengeschoold
  4. samenscholend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor samenscholen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agruparse samenscholen aaneensluiten; klieken; samenstromen