Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. toeëigenen:
  2. toeneigen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toeëigenen (Nederlands) in het Spaans

toeëigenen:

toeëigenen werkwoord (eigen toe, eigent toe, eigende toe, eigenden toe, toegeeigend)

  1. toeëigenen (zich aanmatigen)
  2. toeëigenen (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    robar; hurtqr; coger
  3. toeëigenen (in bezit nemen)

Conjugations for toeëigenen:

o.t.t.
  1. eigen toe
  2. eigent toe
  3. eigent toe
  4. eigenen toe
  5. eigenen toe
  6. eigenen toe
o.v.t.
  1. eigende toe
  2. eigende toe
  3. eigende toe
  4. eigenden toe
  5. eigenden toe
  6. eigenden toe
v.t.t.
  1. heb toegeeigend
  2. hebt toegeeigend
  3. heeft toegeeigend
  4. hebben toegeeigend
  5. hebben toegeeigend
  6. hebben toegeeigend
v.v.t.
  1. had toegeeigend
  2. had toegeeigend
  3. had toegeeigend
  4. hadden toegeeigend
  5. hadden toegeeigend
  6. hadden toegeeigend
o.t.t.t.
  1. zal toeëigenen
  2. zult toeëigenen
  3. zal toeëigenen
  4. zullen toeëigenen
  5. zullen toeëigenen
  6. zullen toeëigenen
o.v.t.t.
  1. zou toeëigenen
  2. zou toeëigenen
  3. zou toeëigenen
  4. zouden toeëigenen
  5. zouden toeëigenen
  6. zouden toeëigenen
en verder
  1. ben toegeeigend
  2. bent toegeeigend
  3. is toegeeigend
  4. zijn toegeeigend
  5. zijn toegeeigend
  6. zijn toegeeigend
diversen
  1. eigen toe!
  2. eigent toe!
  3. toegeeigend
  4. toeeigenen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toeëigenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
robar stelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apoderarse toeëigenen; zich aanmatigen
apropiarse in bezit nemen; toeëigenen; zich aanmatigen eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
atraverse a toeëigenen; zich aanmatigen
coger achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; afbedelen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; grijpen; halen; iets onverwachts doen; ketenen; klauwen; kluisteren; nemen; nuttigen; obsederen; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; plukken; snappen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verrassen; verschalken; verstrikken; verzamelen; wat neervalt opvangen
hurtqr achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
robar achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; achteruitgaan; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; beroven; beroven van; bestelen; bietsen; declineren; depriveren; gappen; grissen; inpikken; jatten; ladelichten; leegplunderen; minder worden; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; stelen; te kort doen; uitplunderen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken

Wiktionary: toeëigenen


Cross Translation:
FromToVia
toeëigenen adueñarse appropriate — To take to one's self in exclusion of others
toeëigenen usurpar usurp — to seize power
toeëigenen usurpar usurper — S’emparer, par violence ou par ruse, d’un bien, d’une souveraineté, d’une dignité, etc.

toeëigenen vorm van toeneigen:

toeneigen werkwoord (eigen toe, eigent toe, eigende toe, eigenden toe, toegeeigend)

  1. toeneigen (zwemen; tenderen naar)
    tirar a; rayar en; tender hacia

Conjugations for toeneigen:

o.t.t.
  1. eigen toe
  2. eigent toe
  3. eigent toe
  4. eigenen toe
  5. eigenen toe
  6. eigenen toe
o.v.t.
  1. eigende toe
  2. eigende toe
  3. eigende toe
  4. eigenden toe
  5. eigenden toe
  6. eigenden toe
v.t.t.
  1. heb toegeeigend
  2. hebt toegeeigend
  3. heeft toegeeigend
  4. hebben toegeeigend
  5. hebben toegeeigend
  6. hebben toegeeigend
v.v.t.
  1. had toegeeigend
  2. had toegeeigend
  3. had toegeeigend
  4. hadden toegeeigend
  5. hadden toegeeigend
  6. hadden toegeeigend
o.t.t.t.
  1. zal toeneigen
  2. zult toeneigen
  3. zal toeneigen
  4. zullen toeneigen
  5. zullen toeneigen
  6. zullen toeneigen
o.v.t.t.
  1. zou toeneigen
  2. zou toeneigen
  3. zou toeneigen
  4. zouden toeneigen
  5. zouden toeneigen
  6. zouden toeneigen
en verder
  1. ben toegeeigend
  2. bent toegeeigend
  3. is toegeeigend
  4. zijn toegeeigend
  5. zijn toegeeigend
  6. zijn toegeeigend
diversen
  1. eigen toe!
  2. eigent toe!
  3. toegeeigend
  4. toeeigenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor toeneigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rayar en tenderen naar; toeneigen; zwemen
tender hacia tenderen naar; toeneigen; zwemen neigen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar
tirar a tenderen naar; toeneigen; zwemen neerschieten; schieten op