Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. urineren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor urineren (Nederlands) in het Spaans

urineren:

urineren werkwoord (urineer, urineert, urineerde, urineerden, geurineerd)

  1. urineren (plassen; wateren)
    hacer pis; orinar; mear

Conjugations for urineren:

o.t.t.
  1. urineer
  2. urineert
  3. urineert
  4. urineren
  5. urineren
  6. urineren
o.v.t.
  1. urineerde
  2. urineerde
  3. urineerde
  4. urineerden
  5. urineerden
  6. urineerden
v.t.t.
  1. heb geurineerd
  2. hebt geurineerd
  3. heeft geurineerd
  4. hebben geurineerd
  5. hebben geurineerd
  6. hebben geurineerd
v.v.t.
  1. had geurineerd
  2. had geurineerd
  3. had geurineerd
  4. hadden geurineerd
  5. hadden geurineerd
  6. hadden geurineerd
o.t.t.t.
  1. zal urineren
  2. zult urineren
  3. zal urineren
  4. zullen urineren
  5. zullen urineren
  6. zullen urineren
o.v.t.t.
  1. zou urineren
  2. zou urineren
  3. zou urineren
  4. zouden urineren
  5. zouden urineren
  6. zouden urineren
en verder
  1. ben geurineerd
  2. bent geurineerd
  3. is geurineerd
  4. zijn geurineerd
  5. zijn geurineerd
  6. zijn geurineerd
diversen
  1. urineer!
  2. urineert!
  3. geurineerd
  4. urinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor urineren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mear plassen; zeiken
orinar plassen; zeiken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacer pis plassen; urineren; wateren
mear plassen; urineren; wateren zemelen
orinar plassen; urineren; wateren

Wiktionary: urineren

urineren
verb
  1. het legen van de blaas

Cross Translation:
FromToVia
urineren orinar urinate — to pass urine from the body
urineren pis wee — to urinate
urineren orinar urinieren — (intransitiv) Urin ausscheiden; Harn, Wasser lassen
urineren orinar; mear urinerévacuer de l’urine.