Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vaak (Nederlands) in het Spaans

vaak:

vaak bijwoord

  1. vaak (dikwijls; veelvuldig; regelmatig; )
    frecuentemente; frecuente; con frecuencia; a menudo; usualmente; regular; mucho; periódico; muy; mucha

vaak bijvoeglijk naamwoord

  1. vaak (regelmatig)
    frecuentemente
  2. vaak (meestal; doorgaans; veelal)
    generalmente; la mayoría de las veces; en general

Vertaal Matrix voor vaak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
periódico courant; dagblad; krant; nieuwsblad
regular afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regular afdoen; afhandelen; afstellen; afstemmen; beslechten; bijstellen; regelen; reguleren; twist uit de weg ruimen; zich voegen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
periódico dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; met vast ritme; periodiek; regelmatig; terugkerend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mucho heel veel; veel
- dikwijls; veel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a menudo dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; herhaald; met vast ritme; regelmatig; veel
con frecuencia dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; herhaald; herhaaldelijk; meermaals; met vast ritme; regelmatig; telkens; veel; veelvuldig
en general doorgaans; meestal; vaak; veelal algemeen; als regel; doorgaans; gemeenlijk; generaal; gewoonlijk; globaal; in het algemeen; meestal; merendeels; normaliter; over het algemeen; over het geheel
frecuente dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig bezet; druk; drukbezet; geregeld; herhaald; met vast ritme; regelmatig; veel
frecuentemente dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; met vast ritme; regelmatig; veel
generalmente doorgaans; meestal; vaak; veelal algemeen; doodgewoon; doorgaans; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gemeenlijk; gewoon; gewoonlijk; meestal; merendeels; normaal; normaliter; over het algemeen
la mayoría de las veces doorgaans; meestal; vaak; veelal doorgaans; gemeenlijk; gewoonlijk; meestal
mucha dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig veel
mucho dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig bijzonder; boordevol; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; excessief; extreem; hard; hardop; heel erg; hogelijk; intens; intensief; luid; pijnlijk; ten zeerste; uitermate; uiterst; veel; volop; zeer; zeerste
muy dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig behoorlijk; behoorlijke; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; erg; excessief; extreem; fantastisch; formidabel; geducht; geweldig; hard; hardop; heel erg; hogelijk; in hoge mate; intens; intensief; luid; pijnlijk; prachtig; ten zeerste; uitermate; uiterst; veel; zeer; zeerste
regular dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig doorsnee; fatsoenlijk; gemiddeld; geregeld; goed geordend; matig; medium; met regelmaat; met vast ritme; methodisch; middelmatig; min; modaal; netjes; niet al te best; onbeduidend; op vaste tijden; ordentelijk; planmatig; regelmatig; regulier; stelselmatig; systematisch; welgeordend; zwak; zwakjes
usualmente dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig doorgaans; gemeenlijk; geregeld; gewoonlijk; meestal; met vast ritme; regelmatig

Synoniemen voor "vaak":


Antoniemen van "vaak":


Verwante definities voor "vaak":

  1. op veel momenten, veel keren1
    • ik ga vaak op vakantie naar het buitenland1

Wiktionary: vaak

vaak
adverb
  1. vele malen

Cross Translation:
FromToVia
vaak frecuentemente a lot — often
vaak seguido; frecuentemente; a menudo often — frequently, many times
vaak repetido; frecuente häufig — vielfach vorkommend, viele Male, immer wieder auftretend
vaak a menudo oft — viele Male (zu verschiedenen Zeiten)