Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vakantie:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor vakantie:
    • vacaciones


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vakantie (Nederlands) in het Spaans

vakantie:

vakantie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vakantie (verloftijd; verlof; snipperdag; verlofjaar)
    – periode waarin je vrij hebt van school of werk 1
    el permiso
    • permiso [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. de vakantie
    – periode waarin je vrij hebt van school of werk 1

Vertaal Matrix voor vakantie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
permiso snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd afspraak; akkoord; autorisatie; fiat; gegevensverstrekking; goedkeuring; goedvinden; instemming; licentie; machtiging; overeenkomst; permissie; regeling; schikking; toestemming; vergunning; verlofbrief; verstrekking; volmacht; vrijbrief
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
vacaciones vakantie

Verwante woorden van "vakantie":

  • vakanties

Antoniemen van "vakantie":


Verwante definities voor "vakantie":

  1. periode waarin je vrij hebt van school of werk1
    • in de vakantie zwem ik elke dag1

Wiktionary: vakantie

vakantie
noun
  1. een jaarlijkse vrije tijd voor personen in verschillende beroepen en voor leerlingen

Cross Translation:
FromToVia
vakantie descanso; vacaciones hiatus — vacation
vakantie vacación holiday — period of one or more days taken off work by an employee for leisure
vakantie vacaciones holiday — period taken off work or study for travel
vakantie vacaciones vacation — holiday, period of leisure time
vakantie vacaciones Urlaub — die vom Arbeitgeber dem abhängig Beschäftigten oder Dienstherrn dem Unterstellten gewährte Freizeit in Höhe von einem oder meist mehreren Werktagen

Verwante vertalingen van vakantie