Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. vervroegen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vervroegen (Nederlands) in het Spaans

vervroegen:

vervroegen werkwoord (vervroeg, vervroegt, vervroegde, vervroegden, vervroegd)

  1. vervroegen (vroeger uitvoeren dan gepland; naar voren plaatsen)

Conjugations for vervroegen:

o.t.t.
  1. vervroeg
  2. vervroegt
  3. vervroegt
  4. vervroegen
  5. vervroegen
  6. vervroegen
o.v.t.
  1. vervroegde
  2. vervroegde
  3. vervroegde
  4. vervroegden
  5. vervroegden
  6. vervroegden
v.t.t.
  1. heb vervroegd
  2. hebt vervroegd
  3. heeft vervroegd
  4. hebben vervroegd
  5. hebben vervroegd
  6. hebben vervroegd
v.v.t.
  1. had vervroegd
  2. had vervroegd
  3. had vervroegd
  4. hadden vervroegd
  5. hadden vervroegd
  6. hadden vervroegd
o.t.t.t.
  1. zal vervroegen
  2. zult vervroegen
  3. zal vervroegen
  4. zullen vervroegen
  5. zullen vervroegen
  6. zullen vervroegen
o.v.t.t.
  1. zou vervroegen
  2. zou vervroegen
  3. zou vervroegen
  4. zouden vervroegen
  5. zouden vervroegen
  6. zouden vervroegen
diversen
  1. vervroeg!
  2. vervroegt!
  3. vervroegd
  4. vervroegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vervroegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adelantar el trabajo naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland
anticipar naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland tevoren zien; voorzien

Wiktionary: vervroegen


Cross Translation:
FromToVia
vervroegen precipitar; anticipar; adelantar hasten — to cause a scheduled event to happen earlier
vervroegen adelantar; anticipar vorziehen — etwas früher machen, erledigen (und dadurch etwas Anderes später)
vervroegen acelerar; activar; adelantar; apresurar hâter — Faire avancer vite, accélérer.