Afleiding: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

afleiding:
- distraction; diversion; dérivatif; manoeuvre de diversion; divertissement; délaissement; répit; relâche; pause
Wiktionary:
- afleiding → distraction, détente, récréation
- afleiding → leurre, appât, déduction

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afleiding (Nederlands) in het Frans

de afleiding (distractie)
la distraction; la diversion; le dérivatif
- distraction [la ~] zelfstandig naamwoord
- diversion [la ~] zelfstandig naamwoord
- dérivatif [le ~] zelfstandig naamwoord
de afleiding (afleidingsmanoeuvre)
la manoeuvre de diversion; la distraction; le divertissement
- manoeuvre de diversion [la ~] zelfstandig naamwoord
- distraction [la ~] zelfstandig naamwoord
- divertissement [le ~] zelfstandig naamwoord
de afleiding (verpozing; verzetje; verstrooiing; verzet)
le délaissement; le répit; la relâche; la pause
- délaissement [le ~] zelfstandig naamwoord
- répit [le ~] zelfstandig naamwoord
- relâche [la ~] zelfstandig naamwoord
- pause [la ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
distraction	afleiding; afleidingsmanoeuvre; distractie	amusement; onderbreking; ontspanning; pauze; recreatie; tussenpoos; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier; verzet; verzetsbeweging; vrijetijdsbesteding
diversion	afleiding; distractie
divertissement	afleiding; afleidingsmanoeuvre	amusement; entertainment; grappigheid; jolijt; jool; keet; kluchtigheid; koddigheid; lol; plezier; pretmakerij; snaaksheid; vermaak; vermakelijkheid; verstrooiing; vertier; verzet; verzetsbeweging
délaissement	afleiding; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje	afgezonderdheid; eenzaamheid; hulpeloosheid; isolement; vereenzaming; verlatenheid
dérivatif	afleiding; distractie
manoeuvre de diversion	afleiding; afleidingsmanoeuvre
pause	afleiding; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje	breuk; cesuur; etenstijd; fractuur; interim; kloof; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreken; onderbreking; opening; pauze; pauzeren; rustpauze; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; spleet; tussenpoos; tussenruimte; tussentijd; uitsparing; verbreken; verpozing
relâche	afleiding; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
répit	afleiding; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje	onderbreking; respijt; uitstel

afleiding

noun

een gebeurtenis of activiteit die de gedachten op iets anders richt
- afleiding → distraction

afleiding

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• afleiding	→ leurre; appât	↔ decoy — person or object meant to lure something to danger
• afleiding	→ leurre	↔ decoy — animal used by hunters to lure game
• afleiding	→ déduction	↔ deduction — the ability or skill to deduce or figure out; the power of reason
• afleiding	→ déduction	↔ deduction — a process of reasoning