Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. afpakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afpakken (Nederlands) in het Frans

afpakken:

afpakken werkwoord (pak af, pakt af, pakte af, pakten af, afgepakt)

  1. afpakken (inpikken; pikken; ontfutselen; )
    piquer; piller; faucher; rafler; chiper; subtiliser
    • piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, )
    • piller werkwoord (pille, pilles, pillons, pillez, )
    • faucher werkwoord (fauche, fauches, fauchons, fauchez, )
    • rafler werkwoord (rafle, rafles, raflons, raflez, )
    • chiper werkwoord (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • subtiliser werkwoord (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )

Conjugations for afpakken:

o.t.t.
  1. pak af
  2. pakt af
  3. pakt af
  4. pakken af
  5. pakken af
  6. pakken af
o.v.t.
  1. pakte af
  2. pakte af
  3. pakte af
  4. pakten af
  5. pakten af
  6. pakten af
v.t.t.
  1. heb afgepakt
  2. hebt afgepakt
  3. heeft afgepakt
  4. hebben afgepakt
  5. hebben afgepakt
  6. hebben afgepakt
v.v.t.
  1. had afgepakt
  2. had afgepakt
  3. had afgepakt
  4. hadden afgepakt
  5. hadden afgepakt
  6. hadden afgepakt
o.t.t.t.
  1. zal afpakken
  2. zult afpakken
  3. zal afpakken
  4. zullen afpakken
  5. zullen afpakken
  6. zullen afpakken
o.v.t.t.
  1. zou afpakken
  2. zou afpakken
  3. zou afpakken
  4. zouden afpakken
  5. zouden afpakken
  6. zouden afpakken
diversen
  1. pak af!
  2. pakt af!
  3. afgepakt
  4. afpakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afpakken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afpakken
    l'arrachement

Vertaal Matrix voor afpakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrachement afpakken afrukken; kepen; losrukken; omzagen; vellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chiper afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afsnoepen; benemen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; snoepen; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
faucher afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; maaien; neervlijen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
piller afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; beroven; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegplunderen; leegroven; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; uitplunderen; uitschudden; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
piquer afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; betrappen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; prikken; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
rafler afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
subtiliser afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken achterhouden; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; benemen; beroven van; depriveren; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; smokkelen; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
- afnemen

Synoniemen voor "afpakken":


Verwante definities voor "afpakken":

  1. het bij hem weghalen1
    • ik heb het mes van het kind afgepakt1

Wiktionary: afpakken

afpakken
verb
  1. ontnemen
afpakken
verb
  1. Traductions à vérifier et à trier
  2. tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.

Cross Translation:
FromToVia
afpakken → s'emparer de; voler; piquer; arracher snatch — to steal