Nederlands

Uitgebreide vertaling voor behoren (Nederlands) in het Frans

behoren:

behoren werkwoord (behoor, behoort, behoorde, behoorden, behoord)

  1. behoren (toebehoren)
    appartenir à; convenir; faire partie de; être convenable; compter parmi
    • appartenir à werkwoord
    • convenir werkwoord (conviens, convient, convenons, convenez, )
    • faire partie de werkwoord
    • être convenable werkwoord
    • compter parmi werkwoord

Conjugations for behoren:

o.t.t.
  1. behoor
  2. behoort
  3. behoort
  4. behoren
  5. behoren
  6. behroen
o.v.t.
  1. behoorde
  2. behoorde
  3. behoorde
  4. behoorden
  5. behoorden
  6. behoorden
v.t.t.
  1. heb behoord
  2. hebt behoord
  3. heeft behoord
  4. hebben behoord
  5. hebben behoord
  6. hebben behoord
v.v.t.
  1. had behoord
  2. had behoord
  3. had behoord
  4. hadden behoord
  5. hadden behoord
  6. hadden behoord
o.t.t.t.
  1. zal behoren
  2. zult behoren
  3. zal behoren
  4. zullen behoren
  5. zullen behoren
  6. zullen behoren
o.v.t.t.
  1. zou behoren
  2. zou behoren
  3. zou behoren
  4. zouden behoren
  5. zouden behoren
  6. zouden behoren
diversen
  1. behoor!
  2. behoort!
  3. behoord
  4. behorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor behoren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appartenir à behoren; toebehoren behoren bij; behoren tot; thuishoren; toebehoren aan; zijn van
compter parmi behoren; toebehoren behoren bij; behoren tot; toebehoren aan; zijn van
convenir behoren; toebehoren aanstaan; afspreken; arrangeren; bedisselen; betamen; bevallen; bijpassen; conveniëren; deugen; gebruikelijk zijn; gelegen komen; geschikt zijn; horen; iets overeenkomen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; passend zijn; prettig vinden; regelen; schikken; stroken; stroken met; uitkomen
faire partie de behoren; toebehoren behoren bij; behoren tot; thuishoren; toebehoren aan; zijn van
être convenable behoren; toebehoren aanstaan; betamen; bevallen; conveniëren; deugen; gebruikelijk zijn; geschikt zijn; horen; passen; passend zijn; prettig vinden; uitkomen

Wiktionary: behoren

behoren
verb
  1. onderdeel uitmaken van wat gebruikelijk is of tot de fatsoensnormen gerekend wordt
behoren
verb
  1. être la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non.

Cross Translation:
FromToVia
behoren inapproprié; convenir befit — be fit for
behoren trouver sa place; faire partie belong — be accepted in a group
behoren appartenir pertain — to belong

Verwante vertalingen van behoren