Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. hinken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hinken (Nederlands) in het Frans

hinken:

hinken werkwoord (hink, hinkt, hinkte, hinkten, gehinkt)

  1. hinken (kreupel lopen; mank lopen; mankgaan)
    boiter
    • boiter werkwoord (boite, boites, boitons, boitez, )

Conjugations for hinken:

o.t.t.
  1. hink
  2. hinkt
  3. hinkt
  4. hinken
  5. hinken
  6. hinken
o.v.t.
  1. hinkte
  2. hinkte
  3. hinkte
  4. hinkten
  5. hinkten
  6. hinkten
v.t.t.
  1. heb gehinkt
  2. hebt gehinkt
  3. heeft gehinkt
  4. hebben gehinkt
  5. hebben gehinkt
  6. hebben gehinkt
v.v.t.
  1. had gehinkt
  2. had gehinkt
  3. had gehinkt
  4. hadden gehinkt
  5. hadden gehinkt
  6. hadden gehinkt
o.t.t.t.
  1. zal hinken
  2. zult hinken
  3. zal hinken
  4. zullen hinken
  5. zullen hinken
  6. zullen hinken
o.v.t.t.
  1. zou hinken
  2. zou hinken
  3. zou hinken
  4. zouden hinken
  5. zouden hinken
  6. zouden hinken
diversen
  1. hink!
  2. hinkt!
  3. gehinkt
  4. hinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hinken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boiter hinkelen; hinken; kreupel lopen; mank lopen; mankgaan kletteren; rammelen

Wiktionary: hinken

hinken
noun
  1. irrégularité dans la marche d’un animal ou d’une personne.

Cross Translation:
FromToVia
hinken claudiquer; boiter limp — To walk lamely, as if favouring one leg