Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. joelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor joelen (Nederlands) in het Frans

joelen:

joelen werkwoord (joel, joelt, joelde, joelden, gejoeld)

  1. joelen (uitjouwen)
    huer
    • huer werkwoord (hue, hues, huons, huez, )

Conjugations for joelen:

o.t.t.
  1. joel
  2. joelt
  3. joelt
  4. joelen
  5. joelen
  6. joelen
o.v.t.
  1. joelde
  2. joelde
  3. joelde
  4. joelden
  5. joelden
  6. joelden
v.t.t.
  1. heb gejoeld
  2. hebt gejoeld
  3. heeft gejoeld
  4. hebben gejoeld
  5. hebben gejoeld
  6. hebben gejoeld
v.v.t.
  1. had gejoeld
  2. had gejoeld
  3. had gejoeld
  4. hadden gejoeld
  5. hadden gejoeld
  6. hadden gejoeld
o.t.t.t.
  1. zal joelen
  2. zult joelen
  3. zal joelen
  4. zullen joelen
  5. zullen joelen
  6. zullen joelen
o.v.t.t.
  1. zou joelen
  2. zou joelen
  3. zou joelen
  4. zouden joelen
  5. zouden joelen
  6. zouden joelen
en verder
  1. is gejoeld
diversen
  1. joel!
  2. joelt!
  3. gejoeld
  4. joelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

joelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. joelen
    le cris
    • cris [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor joelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cris joelen gegil; gekrijs; geroep; geschetter; geschreeuw; geschrei; getrompetter; gillen; kreten; leuzen; parolen; roep; roepen; schreeuwen; slagzinnen; slogans; tranen vergieten; vergieten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huer joelen; uitjouwen