Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. leen:
  2. lenen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor leen (Nederlands) in het Frans

leen:

leen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het leen (bruikleen)
    le prêt à usage; le commodat; le bien féodal

Vertaal Matrix voor leen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bien féodal bruikleen; leen
commodat bruikleen; leen
prêt à usage bruikleen; leen

Verwante woorden van "leen":


Wiktionary: leen


Cross Translation:
FromToVia
leen seigneurie fiefdom — estate controlled by a feudal lord

lenen:

lenen werkwoord (leen, leent, leende, leenden, geleend)

  1. lenen (ontlenen)
    tirer de; extraire
    • tirer de werkwoord
    • extraire werkwoord (extrais, extrait, extrayons, extrayez, )
  2. lenen (uitlenen)

Conjugations for lenen:

o.t.t.
  1. leen
  2. leent
  3. leent
  4. lenen
  5. lenen
  6. lenen
o.v.t.
  1. leende
  2. leende
  3. leende
  4. leenden
  5. leenden
  6. leenden
v.t.t.
  1. heb geleend
  2. hebt geleend
  3. heeft geleend
  4. hebben geleend
  5. hebben geleend
  6. hebben geleend
v.v.t.
  1. had geleend
  2. had geleend
  3. had geleend
  4. hadden geleend
  5. hadden geleend
  6. hadden geleend
o.t.t.t.
  1. zal lenen
  2. zult lenen
  3. zal lenen
  4. zullen lenen
  5. zullen lenen
  6. zullen lenen
o.v.t.t.
  1. zou lenen
  2. zou lenen
  3. zou lenen
  4. zouden lenen
  5. zouden lenen
  6. zouden lenen
diversen
  1. leen!
  2. leent!
  3. geleend
  4. lenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accorder un crédit lenen; uitlenen krediet verlenen
extraire lenen; ontlenen extraheren; in detail analyseren; pull; uitchecken; uitpakken
prêter à lenen; uitlenen bloot stellen aan
tirer de lenen; ontlenen tevoorschijn trekken

Verwante woorden van "lenen":


Verwante definities voor "lenen":

  1. ervoor beschikbaar zijn1
    • ik leen me niet voor dat smerige werk1
  2. ervoor geschikt zijn1
    • dat boek leent zich niet voor voorlezen1
  3. het tijdelijk in gebruik hebben1
    • kun je mij 100 gulden lenen?1

Wiktionary: lenen

lenen
verb
  1. iets tijdelijk gebruiken wat niet van jou is, dikwijl in ruil voor een kleine vergoeding
lenen
verb
  1. Demander et recevoir en prêt, obtenir à titre de prêt.
  2. Fournir une chose sous condition que celui qui la reçoit la rendra. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
lenen emprunter borrow — receive temporarily
lenen prêter lend — to allow to be used temporarily
lenen prêter loan — to lend

Verwante vertalingen van leen