Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. oreren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oreren (Nederlands) in het Frans

oreren:

oreren werkwoord (oreer, oreert, oreerde, oreerden, georeerd)

  1. oreren (hoogdravend praten; declameren)
    réciter
    • réciter werkwoord (récite, récites, récitons, récitez, )

Conjugations for oreren:

o.t.t.
  1. oreer
  2. oreert
  3. oreert
  4. oreren
  5. oreren
  6. oreren
o.v.t.
  1. oreerde
  2. oreerde
  3. oreerde
  4. oreerden
  5. oreerden
  6. oreerden
v.t.t.
  1. heb georeerd
  2. hebt georeerd
  3. heeft georeerd
  4. hebben georeerd
  5. hebben georeerd
  6. hebben georeerd
v.v.t.
  1. had georeerd
  2. had georeerd
  3. had georeerd
  4. hadden georeerd
  5. hadden georeerd
  6. hadden georeerd
o.t.t.t.
  1. zal oreren
  2. zult oreren
  3. zal oreren
  4. zullen oreren
  5. zullen oreren
  6. zullen oreren
o.v.t.t.
  1. zou oreren
  2. zou oreren
  3. zou oreren
  4. zouden oreren
  5. zouden oreren
  6. zouden oreren
diversen
  1. oreer!
  2. oreert!
  3. georeerd
  4. orerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
réciter declameren; hoogdravend praten; oreren declameren; opzeggen; reciteren; verzen voordragen; voordragen

Wiktionary: oreren


Cross Translation:
FromToVia
oreren déclamer deklamieren — aufsagen (zum Beispiel ein Gedicht oder einen Monolog)
oreren déclamer deklamieren — vortragen



Frans

Uitgebreide vertaling voor oreren (Frans) in het Nederlands