Transport: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

transport:
- transport routier; cargaison; chargement; transport; charge; déplacement; transposition
Wiktionary:
- transport → transport
- transport → transport

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

transport:
- vervoer; overbrenging; verplaatsing; afvoer; transport; verscheping; cargo; lading; vracht; vrachtvervoer; wegvervoer; wegtransport
Wiktionary:
- transport → transport, vervoer, aanvoer
- transport → transport, vervoer, vervoering, vrachtvoertuig

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor transport (Nederlands) in het Frans

transport:

transport [het ~] zelfstandig naamwoord

het transport (wegtransport; vrachtvervoer; wegvervoer)
le transport routier; la cargaison; le chargement; le transport; la charge
- transport routier [le ~] zelfstandig naamwoord
- cargaison [la ~] zelfstandig naamwoord
- chargement [le ~] zelfstandig naamwoord
- transport [le ~] zelfstandig naamwoord
- charge [la ~] zelfstandig naamwoord
het transport (vervoer; overbrenging; verplaatsing; afvoer; verscheping)
le transport; le déplacement; la transposition; le chargement
- transport [le ~] zelfstandig naamwoord
- déplacement [le ~] zelfstandig naamwoord
- transposition [la ~] zelfstandig naamwoord
- chargement [le ~] zelfstandig naamwoord
het transport
le transport
- transport [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor transport:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cargaison	transport; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer	belading; bevrachting; cargo; druk; financiële last; lading; last; scheepsbuik; vracht; vrachtgoed
charge	transport; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer	aanval; attaque; belasting; belastingdienst; belastingen; bestorming; bevrachting; draaglast; druk; electrische lading; financiële last; fiscus; gevoelslast; heffingen; lading; last; offensief; run; stormaanval; stormloop; vracht; vrachtgoed
chargement	afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer	bevrachting; electrische lading; inlading; inscheping; laden; lading; scheepslading; vracht; wagonlading
déplacement	afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer	conversie; mate van beweeglijkheid van het lichaam; motoriek; omzetting; overplaatsing; respijt; uitstel; verlegging; verschuiving; verzetting; voortbeweging
transport	afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer	cargo; lading; vracht
transport routier	transport; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer	wegvervoer
transposition	afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer	verzetting

Verwante woorden van "transport":

transporten

Synoniemen voor "transport":

vervoer

Verwante definities voor "transport":

het wegbrengen¹
- het transport van levensmiddelen gebeurt met vrachtwagens¹

Wiktionary: transport

transport

noun

het vervoer van voorwerpen/mensen/brandstoffen of data van een ene naar een andere plaats
- transport → transport

transport

noun

action de porter d’un lieu à un autre.
- transport → transport; vervoer

Cross Translation:

From	To	Via
• transport	→ transport	↔ Transport — Beförderung, transportieren von Gut, Personen, Tieren
• transport	→ transport	↔ transport — act of transporting
• transport	→ transport	↔ transport — vehicle used to transport passengers, mail or freight

Frans

Uitgebreide vertaling voor transport (Frans) in het Nederlands

transport:

transport [le ~] zelfstandig naamwoord

le transport (déplacement; transposition; chargement)
het vervoer; de overbrenging; de verplaatsing; de afvoer; het transport; de verscheping
- vervoer [het ~] zelfstandig naamwoord
- overbrenging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verplaatsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afvoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- transport [het ~] zelfstandig naamwoord
- verscheping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le transport (cargaison; fardeau; affrètement; fret)
de cargo; de lading; de vracht
- cargo [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lading [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vracht [de ~] zelfstandig naamwoord
le transport (transport routier; cargaison; chargement; charge)
het transport; het vrachtvervoer; het wegvervoer; het wegtransport
- transport [het ~] zelfstandig naamwoord
- vrachtvervoer [het ~] zelfstandig naamwoord
- wegvervoer [het ~] zelfstandig naamwoord
- wegtransport [het ~] zelfstandig naamwoord
le transport
het transport
- transport [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor transport:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afvoer	chargement; déplacement; transport; transposition	écoulement
cargo	affrètement; cargaison; fardeau; fret; transport
lading	affrètement; cargaison; fardeau; fret; transport	cargaison; charge; chargement
overbrenging	chargement; déplacement; transport; transposition
transport	cargaison; charge; chargement; déplacement; transport; transport routier; transposition
verplaatsing	chargement; déplacement; transport; transposition	déménagement; migration; émigration
verscheping	chargement; déplacement; transport; transposition
vervoer	chargement; déplacement; transport; transposition
vracht	affrètement; cargaison; fardeau; fret; transport	affrètement; cargaison; charge; chargement; fardeau; fret
vrachtvervoer	cargaison; charge; chargement; transport; transport routier
wegtransport	cargaison; charge; chargement; transport; transport routier
wegvervoer	cargaison; charge; chargement; transport; transport routier	transport routier

Synoniemen voor "transport":

acclamation; ovation; applaudissement; bravo; délire; hourra; vivat; ban; acheminement; envoi; progression; amenée; batellerie; marine; navigation; emportement; ardeur; emballement; élan; fougue; exaltation; impétuosité; frénésie; enivrement; ivresse; trouble; excitation; plaisir; enthousiasme; bonheur; vertige; volupté; inspiration; extase; lyrisme; chaleur; engouement; vision; ravissement; contemplation; béatitude; félicité; émerveillement; fureur; égarement; colère; furie; rage; acharnement; passion; violence; importation; introduction; locomotion; déplacement; manutention; manipulation; emballage; levage; chargement; déchargement; messagerie; courrier; poste; port; bassin; maintien; roulage; trafic; roulement; ameublissement; transbordement; transe; angoisse; transfèrement; transfert; transit; passage; transplantation; transplantement; repiquage; replantation; trimbalage; trimbalement; trimballage; trimballement

Wiktionary: transport

transport

noun

action de porter d’un lieu à un autre.
- transport → transport; vervoer

transport

noun

het aanbrengen
- aanvoer → arrivage; carriage; transport; adduction; amenée
het vervoer van voorwerpen/mensen/brandstoffen of data van een ene naar een andere plaats
- transport → transport
overbrenging van zaken van één plaats naar de andere
- vervoer → transport

Cross Translation:

From	To	Via
• transport	→ transport	↔ Transport — Beförderung, transportieren von Gut, Personen, Tieren
• transport	→ vervoer; transport	↔ transport — act of transporting
• transport	→ vervoering	↔ transport — state of being transported by emotion
• transport	→ transport; vrachtvoertuig	↔ transport — vehicle used to transport passengers, mail or freight

transporté:

Synoniemen voor "transporté":

bagnard; détenu; forçat; galérien; relégué; enthousiaste; emporté; ravi; excité; passionné; fervent; chaleureux; enflammé; ardent; soulevé; levé; ameuté; agité; déchaîné; entraîné; exalté; transplanté; repiqué; replanté; greffé; porté; bouleversé

Nederlandse en Franse zoekresultaten voor: transport

Uitgebreide vertaling voor transport (Nederlands) in het Frans

transport:

transport [het ~] zelfstandig naamwoord

het transport (wegtransport; vrachtvervoer; wegvervoer)

het transport (vervoer; overbrenging; verplaatsing; afvoer; verscheping)

het transport

Vertaal Matrix voor transport:

Verwante woorden van "transport":

Synoniemen voor "transport":

Verwante definities voor "transport":

Wiktionary: transport

Uitgebreide vertaling voor transport (Frans) in het Nederlands

transport:

transport [le ~] zelfstandig naamwoord

le transport (déplacement; transposition; chargement)

le transport (cargaison; fardeau; affrètement; fret)

le transport (transport routier; cargaison; chargement; charge)

le transport

Vertaal Matrix voor transport:

Synoniemen voor "transport":

Wiktionary: transport

transporté:

Synoniemen voor "transporté":

Verwante vertalingen van transport