Trede: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Frans: Meer gegevens...

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor trede (Nederlands) in het Frans

de trede (traptrede; tree)
la marche; le degré d'escalier
- marche [la ~] zelfstandig naamwoord
- degré d'escalier [le ~] zelfstandig naamwoord
de trede (opstapje)
la marche
- marche [la ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
degré d'escalier	traptrede; trede; tree
marche	opstapje; traptrede; trede; tree	beloop; doorreis; doortocht; in volle vaart; mate van beweeglijkheid van het lichaam; motoriek; opmars; opstap; sport; trede van een ladder; vaart; voortbeweging; voortgang; wandelsport

trede

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• trede	→ marche	↔ footstep — step, as in a stair
• trede	→ cran	↔ notch — level or degree

Frans

être de (appartenir à; faire partie de; compter parmi)
zijn van; behoren bij; behoren tot; toebehoren aan
- zijn van werkwoord
- behoren bij werkwoord (behoor bij, behoort bij, behoorde bij, behoorden bij, behoord bij)
- behoren tot werkwoord (behoor tot, behoort tot, behoorde tot, behoorden tot, behoord tot)
- toebehoren aan werkwoord (behoor toe aan, behoort toe aan, behoorde toe aan, behoorden toe aan, toebehoord aan)
être de (appartenir à; être à sa place; faire partie de; avoir sa place)
thuishoren
- thuishoren werkwoord (hoor thuis, hoort thuis, hoorde thuis, hoorden thuis, thuisgehoord)

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
behoren bij	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de
behoren tot	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de
thuishoren	appartenir à; avoir sa place; faire partie de; être de; être à sa place
toebehoren aan	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de
zijn van	appartenir à; compter parmi; faire partie de; être de