Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aanstichten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanstichten (Nederlands) in het Frans

aanstichten:

aanstichten werkwoord (sticht aan, stichtte aan, stichtten aan, aangesticht)

  1. aanstichten (aanrichten; veroorzaken; aandoen)
    causer; provoquer; commettre; faire; occasionner; mettre; inciter à
    • causer werkwoord (cause, causes, causons, causez, )
    • provoquer werkwoord (provoque, provoques, provoquons, provoquez, )
    • commettre werkwoord (commets, commet, commettons, commettez, )
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )
    • occasionner werkwoord (occasionne, occasionnes, occasionnons, occasionnez, )
    • mettre werkwoord (mets, met, mettons, mettez, )
    • inciter à werkwoord

Conjugations for aanstichten:

o.t.t.
  1. sticht aan
  2. sticht aan
  3. sticht aan
  4. stichten aan
  5. stichten aan
  6. stichten aan
o.v.t.
  1. stichtte aan
  2. stichtte aan
  3. stichtte aan
  4. stichtten aan
  5. stichtten aan
  6. stichtten aan
v.t.t.
  1. heb aangesticht
  2. hebt aangesticht
  3. heeft aangesticht
  4. hebben aangesticht
  5. hebben aangesticht
  6. hebben aangesticht
v.v.t.
  1. had aangesticht
  2. had aangesticht
  3. had aangesticht
  4. hadden aangesticht
  5. hadden aangesticht
  6. hadden aangesticht
o.t.t.t.
  1. zal aanstichten
  2. zult aanstichten
  3. zal aanstichten
  4. zullen aanstichten
  5. zullen aanstichten
  6. zullen aanstichten
o.v.t.t.
  1. zou aanstichten
  2. zou aanstichten
  3. zou aanstichten
  4. zouden aanstichten
  5. zouden aanstichten
  6. zouden aanstichten
diversen
  1. sticht aan!
  2. sticht aan!
  3. aangesticht
  4. aanstichtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanstichten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
causer aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken aandoen; babbelen; berokkenen; bomen; communiceren; converseren; een boom opzetten; een conversatie hebben; in contact staan; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kouten; kwaad doen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; losmaken; praten; resultaat; resulteren; snateren; spreken; teweegbrengen; tot gevolg hebben; uitmonden; veroorzaken; verwekken; wauwelen; zwammen
commettre aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken plegen
faire aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken aandoen; aanvangen; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beginnen; beoefenen; berokkenen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; handelen; in het leven roepen; klaarkrijgen; klaarmaken; maken; plegen; praktiseren; scheppen; sport uitoefenen; starten; tot stand brengen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; van start gaan; veroorzaken; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
inciter à aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opstoken; poken; porren; provoceren; stimuleren; stoken; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
mettre aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken aan tafel bedienen; aanbrengen; aandoen; aankleden; aanleggen; aantrekken; bedienen; bevestigen; bijzetten; deponeren; dichttrekken; iets neerleggen; installeren; leggen; monteren en aansluiten; neerleggen; neervlijen; neerzetten; omdoen; onderuit halen; opdienen; opdissen; plaatsen; posten; posteren; stationeren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren; voorbinden; voordoen; voorzetten; wegleggen; zetten
occasionner aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken teweegbrengen; veroorzaken
provoquer aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken aanleiding geven tot; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken; verwekken

Wiktionary: aanstichten


Cross Translation:
FromToVia
aanstichten inciter; susciter instigate — to goad or urge forward; to set on; to provoke; to incite