Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. belegd:
  2. beleggen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor belegd (Nederlands) in het Frans

belegd:

belegd bijvoeglijk naamwoord

  1. belegd
    placé
    • placé bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor belegd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
placé belegd

belegd vorm van beleggen:

beleggen werkwoord (beleg, belegt, belegde, belegden, belegd)

  1. beleggen (investeren)
    investir; placer
    • investir werkwoord (investis, investit, investissons, investissez, )
    • placer werkwoord (place, places, plaçons, placez, )

Conjugations for beleggen:

o.t.t.
  1. beleg
  2. belegt
  3. belegt
  4. beleggen
  5. beleggen
  6. beleggen
o.v.t.
  1. belegde
  2. belegde
  3. belegde
  4. belegden
  5. belegden
  6. belegden
v.t.t.
  1. heb belegd
  2. hebt belegd
  3. heeft belegd
  4. hebben belegd
  5. hebben belegd
  6. hebben belegd
v.v.t.
  1. had belegd
  2. had belegd
  3. had belegd
  4. hadden belegd
  5. hadden belegd
  6. hadden belegd
o.t.t.t.
  1. zal beleggen
  2. zult beleggen
  3. zal beleggen
  4. zullen beleggen
  5. zullen beleggen
  6. zullen beleggen
o.v.t.t.
  1. zou beleggen
  2. zou beleggen
  3. zou beleggen
  4. zouden beleggen
  5. zouden beleggen
  6. zouden beleggen
diversen
  1. beleg!
  2. belegt!
  3. belegd
  4. beleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beleggen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
investir beleggen; investeren
placer beleggen; investeren aardappelen poten; bewaren; bijzetten; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opslaan; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; poten; stationeren; wegleggen; zetten

Verwante woorden van "beleggen":