Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. beschonken:
  2. beschenken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beschonken (Nederlands) in het Frans

beschonken:

beschonken bijvoeglijk naamwoord

  1. beschonken (dronken; ladderzat; zat; bezopen)
    soûl; bourré; ivre; éméché; aviné; raide; gris
    • soûl bijvoeglijk naamwoord
    • bourré bijvoeglijk naamwoord
    • ivre bijvoeglijk naamwoord
    • éméché bijvoeglijk naamwoord
    • aviné bijvoeglijk naamwoord
    • raide bijvoeglijk naamwoord
    • gris bijvoeglijk naamwoord
  2. beschonken (tipsy; aangeschoten; beneveld; teut)
    pompette; enivré; éméché; un peu ivre; gris; pris de vin
  3. beschonken (aangeschoten; beneveld; dronken)
    ivre; soûl; pris de vin

Vertaal Matrix voor beschonken:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aviné beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
bourré beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat afgeladen; bezopen; bomvol; gevuld; knalvol; ladderzat; laveloos; opgevuld; overvol; propvol; smoordronken; stampvol; stomdroken; stomdronken; straalbezopen; tjokvol; toeter; vol; volgepropt; volgestopt
enivré aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
gris aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; teut; tipsy; zat blank; bleek; boosaardig; druilerig; flodderig; grauw; grauwkleurig; grijs; grijsharig; halfdronken; kleurloos; ladderzat; laveloos; miezerig; mistroostig; morsig; ongekleurd; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoordronken; somber; stomdronken; straalbezopen; toeter; triest; troosteloos; vaal; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vuil grijs; vunzig
ivre aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen; toeter
pompette aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
pris de vin aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken; teut; tipsy
raide beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat afgemeten; chagrijnig; harkerig; houterig; knorrig; korzelig; krukkig; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbeholpen; onbuigzaam; onhandig; onverzettelijk; opgemeten; platzak; schutterig; slungelig; star; stijf; stijfjes; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; stumperig; stuntelig; sukkelig; taai; verstard
soûl aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat ladderzat; laveloos; smoordronken; stomdronken; straalbezopen
un peu ivre aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
éméché aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; teut; tipsy; zat

Verwante woorden van "beschonken":


Wiktionary: beschonken

beschonken
adjective
  1. Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc.

Cross Translation:
FromToVia
beschonken paqueté; saoul; bourré; ivre drunk — intoxicated after drinking too much alcohol

beschenken:

beschenken werkwoord (beschenk, beschenkt, beschonk, beschonken, beschonken)

  1. beschenken (begiftigen; bedelen)
    douer; gratifier; doter de; assister
    • douer werkwoord
    • gratifier werkwoord (gratifie, gratifies, gratifions, gratifiez, )
    • doter de werkwoord
    • assister werkwoord (assiste, assistes, assistons, assistez, )

Conjugations for beschenken:

o.t.t.
  1. beschenk
  2. beschenkt
  3. beschenkt
  4. beschenken
  5. beschenken
  6. beschenken
o.v.t.
  1. beschonk
  2. beschonk
  3. beschonk
  4. beschonken
  5. beschonken
  6. beschonken
v.t.t.
  1. heb beschonken
  2. hebt beschonken
  3. heeft beschonken
  4. hebben beschonken
  5. hebben beschonken
  6. hebben beschonken
v.v.t.
  1. had beschonken
  2. had beschonken
  3. had beschonken
  4. hadden beschonken
  5. hadden beschonken
  6. hadden beschonken
o.t.t.t.
  1. zal beschenken
  2. zult beschenken
  3. zal beschenken
  4. zullen beschenken
  5. zullen beschenken
  6. zullen beschenken
o.v.t.t.
  1. zou beschenken
  2. zou beschenken
  3. zou beschenken
  4. zouden beschenken
  5. zouden beschenken
  6. zouden beschenken
diversen
  1. beschenk!
  2. beschenkt!
  3. beschonken
  4. beschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beschenken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assister bedelen; begiftigen; beschenken assisteren; behulpzaam zijn; bijspringen; bijstaan; doorhelpen; gedienstig zijn; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
doter de bedelen; begiftigen; beschenken
douer bedelen; begiftigen; beschenken
gratifier bedelen; begiftigen; beschenken begunstigen; bevoordelen; doneren; geven; schenken; voorschuiven; voortrekken

Verwante vertalingen van beschonken