Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. beunhaas:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beunhaas (Nederlands) in het Frans

beunhaas:

beunhaas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de beunhaas (koekenbakker)
    l'amateur; le bricoleur; le bousilleur; le gâte-métier
  2. de beunhaas (prutser; knoeier)
    le bricoleur

Vertaal Matrix voor beunhaas:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amateur beunhaas; koekenbakker amateur; enthousiasteling; knoeipot; morser; ondeskundige
bousilleur beunhaas; koekenbakker klungel; klungelaar; knoeipot; kruk; morser; prutsers; rommelaar; stoethaspel; stumper
bricoleur beunhaas; knoeier; koekenbakker; prutser factotum; knoeipot; knutselaar; manusje-van-alles; morser; prutsers; scharrelaar
gâte-métier beunhaas; koekenbakker knoeier; knoeipot; koekenbakker; koekhakker; loonbederver; loondrukker; morser; onderkruiper; werkwillige

Verwante woorden van "beunhaas":

  • beunhazen

Wiktionary: beunhaas

beunhaas
noun
  1. Celui qui en donnant sa marchandise ou sa peine à trop bon marché, diminuer le profit de son métier.