Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. bezonnen:
  2. bezinnen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bezonnen (Nederlands) in het Frans

bezonnen:

bezonnen bijvoeglijk naamwoord

  1. bezonnen (behoedzaam; bedachtzaam; omzichtig)
    avec circonspection; prudemment; circonspect; avec précaution; réfléchi; prudent; avec prudence

Vertaal Matrix voor bezonnen:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avec circonspection bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
avec prudence bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
avec précaution bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
circonspect bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
prudemment bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
prudent bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig
réfléchi bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig aannemelijk; alert; degelijk; doelbewust; doordacht; gefundeerd; gegrond; hoede; logisch; op goede gronden steunend; overdacht; paraat; reflexief; solide; steekhoudend; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wederkerend

Verwante woorden van "bezonnen":


bezonnen vorm van bezinnen:

bezinnen werkwoord (bezin, bezint, bezon, bezonnen, bezonnen)

  1. bezinnen
    réfléchir
    • réfléchir werkwoord (réfléchis, réfléchit, réfléchissons, réfléchissez, )

Conjugations for bezinnen:

o.t.t.
  1. bezin
  2. bezint
  3. bezint
  4. bezinnen
  5. bezinnen
  6. bezinnen
o.v.t.
  1. bezon
  2. bezon
  3. bezon
  4. bezonnen
  5. bezonnen
  6. bezonnen
v.t.t.
  1. heb bezonnen
  2. hebt bezonnen
  3. heeft bezonnen
  4. hebben bezonnen
  5. hebben bezonnen
  6. hebben bezonnen
v.v.t.
  1. had bezonnen
  2. had bezonnen
  3. had bezonnen
  4. hadden bezonnen
  5. hadden bezonnen
  6. hadden bezonnen
o.t.t.t.
  1. zal bezinnen
  2. zult bezinnen
  3. zal bezinnen
  4. zullen bezinnen
  5. zullen bezinnen
  6. zullen bezinnen
o.v.t.t.
  1. zou bezinnen
  2. zou bezinnen
  3. zou bezinnen
  4. zouden bezinnen
  5. zouden bezinnen
  6. zouden bezinnen
diversen
  1. bezin!
  2. bezint!
  3. bezonnen
  4. bezinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bezinnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
réfléchir bezinnen bedenken; beraadslagen; beschouwen; bespiegelen; considereren; denken; in overweging nemen; nadenken; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen

Wiktionary: bezinnen


Cross Translation:
FromToVia
bezinnen réfléchir; raviser besinnen — (reflexiv) klar werden, nachdenken