Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. casseren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor casseren (Nederlands) in het Frans

casseren:

casseren werkwoord (casseer, casseert, casseerde, casseerden, gecasseerd)

  1. casseren
    encaisser
    • encaisser werkwoord (encaisse, encaisses, encaissons, encaissez, )

Conjugations for casseren:

o.t.t.
  1. casseer
  2. casseert
  3. casseert
  4. casseren
  5. casseren
  6. casseren
o.v.t.
  1. casseerde
  2. casseerde
  3. casseerde
  4. casseerden
  5. casseerden
  6. casseerden
v.t.t.
  1. heb gecasseerd
  2. hebt gecasseerd
  3. heeft gecasseerd
  4. hebben gecasseerd
  5. hebben gecasseerd
  6. hebben gecasseerd
v.v.t.
  1. had gecasseerd
  2. had gecasseerd
  3. had gecasseerd
  4. hadden gecasseerd
  5. hadden gecasseerd
  6. hadden gecasseerd
o.t.t.t.
  1. zal casseren
  2. zult casseren
  3. zal casseren
  4. zullen casseren
  5. zullen casseren
  6. zullen casseren
o.v.t.t.
  1. zou casseren
  2. zou casseren
  3. zou casseren
  4. zouden casseren
  5. zouden casseren
  6. zouden casseren
diversen
  1. casseer!
  2. casseert!
  3. gecasseerd
  4. casserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor casseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
encaisser casseren eisen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inmanen; innen; invorderen; vorderen