Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. coachen:
  2. coach:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor coachen (Nederlands) in het Frans

coachen:

coachen werkwoord

  1. coachen (trainen; oefenen; harden; bekwamen)
    entraîner; instruire; former; éduquer
    • entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • instruire werkwoord (instruis, instruit, instruisons, instruisez, )
    • former werkwoord (forme, formes, formons, formez, )
    • éduquer werkwoord (éduque, éduques, éduquons, éduquez, )

Vertaal Matrix voor coachen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entraîner bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen aanlokken; africhten; begeleiden; dier africhten; dresseren; leiden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; meevoeren; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voeren; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen
former bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen bijbrengen; boetseren; formeren; grootbrengen; in het leven roepen; kneden; leren; maken; modelleren; onderwijzen; opvoeden; scheppen; vervaardigen; vorm geven; vormen; vormgeven
instruire bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen berichten; bijbrengen; doceren; iets leren; iets melden; inlichten; leren; lesgeven; onderrichten; onderwijzen; voorlichten
éduquer bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen bijbrengen; grootbrengen; leren; onderwijzen; opvoeden; vormen

Verwante woorden van "coachen":


Wiktionary: coachen

coachen
Cross Translation:
FromToVia
coachen entraîner; entrainer coach — sports: train

coach:

coach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de coach (oefenmeester)
    le coach; l'entraîneur; l'instructeur

Vertaal Matrix voor coach:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coach coach; oefenmeester
entraîneur coach; oefenmeester dressuur; oefenmeester; paardendresseur; trainer
instructeur coach; oefenmeester instructeur; leermeester; oefenmeester; opleider

Verwante woorden van "coach":


Wiktionary: coach


Cross Translation:
FromToVia
coach entraîneur coach — trainer