Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eenheid (Nederlands) in het Frans

eenheid:

eenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de eenheid (gelijkvormigheid; uniformiteit; eenvormigheid)
    l'unité; l'uniformité; la similitude; l'analogie
  2. de eenheid (legereenheid; legeronderdeel; legerafdeling)
    l'unité; l'unité d'armée; le corps d'armée
  3. de eenheid (voltalligheid; geheel; volledigheid; )
    la totalité; l'état complet
  4. de eenheid
    l'unité
    • unité [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor eenheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
analogie eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit analogie; band; correlatie; evenbeeld; gelijkaardigheid; gelijksoortigheid; monotonie; relatie; samenhang; soortgelijkheid; uniformiteit; verband; verbinding
corps d'armée eenheid; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel legerkorps
similitude eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit analogie; evenbeeld; evenredigheid; gelijkaardigheid; gelijkenis; gelijksoortigheid; juiste proportie; monotonie; overeenkomst; soortgelijkheid; uniformiteit
totalité alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
uniformité eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; uniformiteit analogie; eenzelvigheid; evenredigheid; gelijkaardigheid; gelijksoortigheid; grauwheid; juiste proportie; kleurloosheid; monotonie; somberheid; soortgelijkheid; uniformiteit
unité eenheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel; uniformiteit eendrachtigheid; eensgezindheid; legerafdeling; saamhorigheid; solidariteit; verbondenheid
unité d'armée eenheid; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel
état complet alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid

Verwante woorden van "eenheid":

  • eenheden, een

Verwante definities voor "eenheid":

  1. de basis van meten en tellen1
    • een eenheid van gewicht is de kilogram1
  2. wat niet verdeeld is1
    • onze familie vormt een hechte eenheid1
  3. zelfstandige afdeling van iets1
    • dit gebouw bestaat uit vier wooneenheden1

Wiktionary: eenheid

eenheid
noun
  1. maat waarin hoeveelheden worden uitgedrukt
eenheid
noun
  1. conformité de sentiments, accord complet de suffrages entre plusieurs personnes.
  2. Élément singulier, qui a le nombre un.

Cross Translation:
FromToVia
eenheid division division — section of a large company
eenheid point point — typography: unit of size
eenheid unité unit — standard measure of a quantity
eenheid unité unity — the state of being one or undivided

eenheid vorm van een:

een bijvoeglijk naamwoord

  1. een (eentje)
    un; un type à part; un drôle de bonhomme; tout seul

Vertaal Matrix voor een:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- één
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tout seul een; eentje in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
un een; eentje
un drôle de bonhomme een; eentje
un type à part een; eentje

Verwante woorden van "een":


Antoniemen van "een":


Verwante definities voor "een":

  1. geeft aan dat het woord erachter niet precies aangeduid wordt1
    • ik heb daar een jongen zien lopen1
  2. getal 11
    • je mag nog één keer raden1
  3. helemaal met elkaar verbonden1
    • man en vrouw zijn een1

Wiktionary: een

een
  1. Marque l’unité
adjective
  1. Déterminant placé devant un nom.

Cross Translation:
FromToVia
een une; un an — indefinite article
een lâcher break wind — to fart
een un one — cardinal number 1
een quelconque some — certain, unspecified or unknown
een un einunbestimmter Artikel des Maskulinums im Nominativ
een un eins — die Kardinalzahl zwischen null und zwei

Verwante vertalingen van eenheid