Nederlands

Uitgebreide vertaling voor falen (Nederlands) in het Frans

falen:

falen werkwoord (faal, faalt, faalde, faalden, gefaald)

  1. falen (mislukken; verkeerd lopen; misgaan; )
    faillir; échouer; ne pas réussir; se tromper; être un flop; périr; manquer; rater; chuter; tourner mal; se méprendre; commettre une erreur; rater son coup; commettre une faute; rater son effet; réduire en bouilli; s'abîmer; faire une faute; aller à côté
    • faillir werkwoord (faux, faut, faillons, faillez, )
    • échouer werkwoord (échoue, échoues, échouons, échouez, )
    • ne pas réussir werkwoord
    • se tromper werkwoord
    • être un flop werkwoord
    • périr werkwoord (péris, périt, périssons, périssez, )
    • manquer werkwoord (manque, manques, manquons, manquez, )
    • rater werkwoord (rate, rates, ratons, ratez, )
    • chuter werkwoord (chute, chutes, chutons, chutez, )
    • tourner mal werkwoord
    • se méprendre werkwoord
    • rater son coup werkwoord
    • rater son effet werkwoord
    • s'abîmer werkwoord
    • faire une faute werkwoord
    • aller à côté werkwoord

Conjugations for falen:

o.t.t.
  1. faal
  2. faalt
  3. faalt
  4. falen
  5. falen
  6. falen
o.v.t.
  1. faalde
  2. faalde
  3. faalde
  4. faalden
  5. faalden
  6. faalden
v.t.t.
  1. heb gefaald
  2. hebt gefaald
  3. heeft gefaald
  4. hebben gefaald
  5. hebben gefaald
  6. hebben gefaald
v.v.t.
  1. had gefaald
  2. had gefaald
  3. had gefaald
  4. hadden gefaald
  5. hadden gefaald
  6. hadden gefaald
o.t.t.t.
  1. zal falen
  2. zult falen
  3. zal falen
  4. zullen falen
  5. zullen falen
  6. zullen falen
o.v.t.t.
  1. zou falen
  2. zou falen
  3. zou falen
  4. zouden falen
  5. zouden falen
  6. zouden falen
diversen
  1. faal!
  2. faalt!
  3. gefaald
  4. falend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor falen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller à côté afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
chuter afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen naar beneden vallen; omlaagvallen; vallen
commettre une erreur afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
commettre une faute afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
faillir afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
faire une faute afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
manquer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afwezig zijn; erbij inschieten; gebrek hebben; knellen; kwijtraken; mankeren; missen; ontberen; ontbreken; over het hoofd zien; strak zitten; verliezen; verloren gaan; vermissen; verzaken; verzuimen; wegraken
ne pas réussir afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
périr afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen achteruitgaan; bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; instorten; omkomen; ondergaan; ontbinden; overlijden; rotten; sneuvelen; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vallen; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; wegvallen; zinken
rater afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen iets mislopen; mislopen; missen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
rater son coup afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
rater son effet afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
réduire en bouilli afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
s'abîmer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
se méprendre afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
se tromper afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; feilen; het mis hebben; misrekenen; mistasten; verdwaald zijn; vergissen; verrekenen; verspreken; zich bij het rekenen vergissen; zich misrekenen; zich vergissen
tourner mal afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen te kort schieten; tegenvallen; zich misdragen
échouer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen begeven; flippen; landen; neerkomen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; vallen
être un flop afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen

Antoniemen van "falen":


Verwante definities voor "falen":

  1. niet lukken, niet het verwachte resultaat opleveren1
    • bij deze opdracht heeft hij gefaald1

Wiktionary: falen

falen
verb
  1. niet bereiken van doelen
falen
verb
  1. Arriver dans une situation où un outil ou un véhicule ne fonctionne plus par manque de carburant où à cause de batteries vides, ou encore doit être réparé.

Cross Translation:
FromToVia
falen se retourner contre; avoir l'effet inverse backfire — fail
falen tomber en panne break down — to fail
falen échouer fail — be unsuccessful
falen glisser slip — to lose one's traction
falen se tromper; faire erreur slip — to err