Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor funderen (Nederlands) in het Frans

funderen:

funderen werkwoord (fundeer, fundeert, fundeerde, fundeerden, gefundeerd)

  1. funderen (baseren)
    baser; fonder; établir; appuyer; asseoir; s'établir
    • baser werkwoord (base, bases, basons, basez, )
    • fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • appuyer werkwoord (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
    • asseoir werkwoord (assieds, assied, asseyons, asseyez, )
    • s'établir werkwoord
  2. funderen (grondvesten; gronden)
    fonder; établir; instaurer; élever; dresser; ériger; édifier; baser; s'établir
    • fonder werkwoord (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir werkwoord (établis, établit, établissons, établissez, )
    • instaurer werkwoord (instaure, instaures, instaurons, instaurez, )
    • élever werkwoord (élève, élèves, élevons, élevez, )
    • dresser werkwoord (dresse, dresses, dressons, dressez, )
    • ériger werkwoord (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • édifier werkwoord (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • baser werkwoord (base, bases, basons, basez, )
    • s'établir werkwoord
  3. funderen (onderheien; onderbouwen)

Conjugations for funderen:

o.t.t.
  1. fundeer
  2. fundeert
  3. fundeert
  4. funderen
  5. funderen
  6. funderen
o.v.t.
  1. fundeerde
  2. fundeerde
  3. fundeerde
  4. fundeerden
  5. fundeerden
  6. fundeerden
v.t.t.
  1. heb gefundeerd
  2. hebt gefundeerd
  3. heeft gefundeerd
  4. hebben gefundeerd
  5. hebben gefundeerd
  6. hebben gefundeerd
v.v.t.
  1. had gefundeerd
  2. had gefundeerd
  3. had gefundeerd
  4. hadden gefundeerd
  5. hadden gefundeerd
  6. hadden gefundeerd
o.t.t.t.
  1. zal funderen
  2. zult funderen
  3. zal funderen
  4. zullen funderen
  5. zullen funderen
  6. zullen funderen
o.v.t.t.
  1. zou funderen
  2. zou funderen
  3. zou funderen
  4. zouden funderen
  5. zouden funderen
  6. zouden funderen
en verder
  1. is gefundeerd
  2. zijn gefundeerd
diversen
  1. fundeer!
  2. fundeert!
  3. gefundeerd
  4. funderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor funderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
appuyer baseren; funderen aanbevelen; aanraden; bemoedigen; bijvallen; coöpereren; dragen; drukken; iemand recommanderen; indrukken; induwen; instemmen; knellen; meewerken; nomineren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; steunen op; stutten; tikken op; troosten; vertroosten; voordragen
asseoir baseren; funderen bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten; zitten
baser baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; gronden
dresser funderen; gronden; grondvesten aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bouwen; construeren; gaan staan; hoger worden; iets op touw zetten; installeren; instellen; invoeren; monteren en aansluiten; omhoogbrengen; omhoogkomen; oprichten; opstaan; opstijgen; optrekken; opvliegen; overeindzetten; plaatsen; rechtop zetten; regelen; stichten; temmen; verheffen
faire une substruction de pilotis funderen; onderbouwen; onderheien
fonder baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; arrangeren; bouwen; gronden; iets op touw zetten; instellen; invoeren; koloniseren; opbouwen; oprichten; regelen; settelen; stichten; vestigen
instaurer funderen; gronden; grondvesten instellen; invoeren; oprichten; stichten
s'établir baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; gronden; neerstrijken; plaatsnemen; zich nestelen; zich vestigen
édifier funderen; gronden; grondvesten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; stichten
élever funderen; gronden; grondvesten fokken; grootbrengen; heffen; hoger maken; hoger worden; instellen; invoeren; kweken; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opfokken; opheffen; ophogen; oprichten; opstijgen; optillen; opvliegen; opvoeden; stichten; tillen; verhogen; vormen
ériger funderen; gronden; grondvesten arrangeren; bouwen; construeren; iets op touw zetten; instellen; invoeren; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen; stichten
établir baseren; funderen; gronden; grondvesten aarden; bepalen; determineren; formeren; gronden; instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vaststellen; vestigen

Wiktionary: funderen

funderen
verb
  1. een fundering aanbrengen
funderen