Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. fungerend:
  2. fungeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fungerend (Nederlands) in het Frans

fungerend:

fungerend bijvoeglijk naamwoord

  1. fungerend
    agissant; exerçant

Vertaal Matrix voor fungerend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agissant fungerend actief; bedrijvig; beslist; bezig; doortastend; druk; ferm; handelend; kordaat; krachtdadig; krachtig
exerçant fungerend handelend

fungerend vorm van fungeren:

fungeren werkwoord (fungeer, fungeert, fungeerde, fungeerden, gefungeerd)

  1. fungeren (optreden als)
    agir comme; intervenir; servir
    • agir comme werkwoord
    • intervenir werkwoord (interviens, intervient, intervenons, intervenez, )
    • servir werkwoord (sers, sert, servons, servez, )

Conjugations for fungeren:

o.t.t.
  1. fungeer
  2. fungeert
  3. fungeert
  4. fungeren
  5. fungeren
  6. fungeren
o.v.t.
  1. fungeerde
  2. fungeerde
  3. fungeerde
  4. fungeerden
  5. fungeerden
  6. fungeerden
v.t.t.
  1. heb gefungeerd
  2. hebt gefungeerd
  3. heeft gefungeerd
  4. hebben gefungeerd
  5. hebben gefungeerd
  6. hebben gefungeerd
v.v.t.
  1. had gefungeerd
  2. had gefungeerd
  3. had gefungeerd
  4. hadden gefungeerd
  5. hadden gefungeerd
  6. hadden gefungeerd
o.t.t.t.
  1. zal fungeren
  2. zult fungeren
  3. zal fungeren
  4. zullen fungeren
  5. zullen fungeren
  6. zullen fungeren
o.v.t.t.
  1. zou fungeren
  2. zou fungeren
  3. zou fungeren
  4. zouden fungeren
  5. zouden fungeren
  6. zouden fungeren
diversen
  1. fungeer!
  2. fungeert!
  3. gefungeerd
  4. fungerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor fungeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agir comme fungeren; optreden als
intervenir fungeren; optreden als bemiddelen; bemoeien; in de rede vallen; ingrijpen; inmengen; interfereren; interrumperen; interveniëren; mengen; onderbreken; tussenbeide komen; tussenkomen; tussenspringen
servir fungeren; optreden als aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijspringen; bijstaan; dienen; distribueren; eten opscheppen; gerieven; helpen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; ronddelen; seconderen; serveren; uitreiken; van dienst zijn; verdelen; verstrekken; voorschotelen; voorzetten; weldoen

Wiktionary: fungeren

fungeren
verb
  1. een bepaalde functie vervullen