Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebluf (Nederlands) in het Frans

gebluf:

gebluf [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gebluf (opschepperij; grootspraak; branie; )
    la bravade; le bluff; la vantardise; la fanfaronnade
  2. het gebluf (bravoure; grootspraak)
    la bravade; la bravoure; le bluff; la vantardise; la vanterie; la fanfaronnade; l'hâblerie; le morceau de bravoure

Vertaal Matrix voor gebluf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bluff branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf; gezwendel; oplichterij; oplichting; zwendel; zwendelarij
bravade branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf; trotsering
bravoure bravoure; gebluf; grootspraak dapperheid; durf; gewaagdheid; heldenmoed; heldhaftigheid; koenheid; lef; moed; onversaagdheid
fanfaronnade branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf
hâblerie bravoure; gebluf; grootspraak
morceau de bravoure bravoure; gebluf; grootspraak bravourstuk
vantardise branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij bluf
vanterie bravoure; gebluf; grootspraak