Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. glibberen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor glibberen (Nederlands) in het Frans

glibberen:

glibberen werkwoord (glibber, glibbert, glibberde, glibberden, geglibberd)

  1. glibberen (glijden; glippen)
    échapper; glisser; glisser entre les mains
    • échapper werkwoord (échappe, échappes, échappons, échappez, )
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )

Conjugations for glibberen:

o.t.t.
  1. glibber
  2. glibbert
  3. glibbert
  4. glibberen
  5. glibberen
  6. glibberen
o.v.t.
  1. glibberde
  2. glibberde
  3. glibberde
  4. glibberden
  5. glibberden
  6. glibberden
v.t.t.
  1. ben geglibberd
  2. bent geglibberd
  3. is geglibberd
  4. zijn geglibberd
  5. zijn geglibberd
  6. zijn geglibberd
v.v.t.
  1. was geglibberd
  2. was geglibberd
  3. was geglibberd
  4. waren geglibberd
  5. waren geglibberd
  6. waren geglibberd
o.t.t.t.
  1. zal glibberen
  2. zult glibberen
  3. zal glibberen
  4. zullen glibberen
  5. zullen glibberen
  6. zullen glibberen
o.v.t.t.
  1. zou glibberen
  2. zou glibberen
  3. zou glibberen
  4. zouden glibberen
  5. zouden glibberen
  6. zouden glibberen
diversen
  1. glibber!
  2. glibbert!
  3. geglibberd
  4. glibberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor glibberen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glisser glibberen; glijden; glippen afdalen; afglijden; eraf glijden; floepen; glijden; glippen; landen; naar beneden dalen; naar beneden glijden; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaag glijden; omlaagkomen; onderuitgaan; roetsjen; slippen; snel bewegen; toestoppen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten
glisser entre les mains glibberen; glijden; glippen floepen; glippen; wegglippen
échapper glibberen; glijden; glippen de plaat poetsen; deserteren; ergens niet aankunnen; ervandoor gaan; floepen; glippen; hem smeren; het leger ontvluchten; losbreken; ontvlieden; uitwijken voor iets; wegglippen; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken

Wiktionary: glibberen