Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hameren (Nederlands) in het Frans

hameren:

hameren werkwoord (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)

  1. hameren (bonken; slaan; rammen)
    battre; frapper; donner des coups de marteau; se heurter contre; heurter; cogner; enfoncer à coups de bélier; marteler; taper; éperonner; tabasser; tamponner
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • se heurter contre werkwoord
    • heurter werkwoord (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • cogner werkwoord (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • marteler werkwoord (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • éperonner werkwoord (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • tabasser werkwoord (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • tamponner werkwoord (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  2. hameren (kloppen met een hamer)
    donner des coups de marteau; battre; frapper; taper
    • battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, )
    • frapper werkwoord (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )
  3. hameren (blijven herhalen)

Conjugations for hameren:

o.t.t.
  1. hamer
  2. hamert
  3. hamert
  4. hameren
  5. hameren
  6. hameren
o.v.t.
  1. hamerde
  2. hamerde
  3. hamerde
  4. hamerden
  5. hamerden
  6. hamerden
v.t.t.
  1. heb gehamerd
  2. hebt gehamerd
  3. heeft gehamerd
  4. hebben gehamerd
  5. hebben gehamerd
  6. hebben gehamerd
v.v.t.
  1. had gehamerd
  2. had gehamerd
  3. had gehamerd
  4. hadden gehamerd
  5. hadden gehamerd
  6. hadden gehamerd
o.t.t.t.
  1. zal hameren
  2. zult hameren
  3. zal hameren
  4. zullen hameren
  5. zullen hameren
  6. zullen hameren
o.v.t.t.
  1. zou hameren
  2. zou hameren
  3. zou hameren
  4. zouden hameren
  5. zouden hameren
  6. zouden hameren
diversen
  1. hamer!
  2. hamert!
  3. gehamerd
  4. hamerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hameren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
battre afbeuken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
battre bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan aankloppen; aantikken; afkloppen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; hard slaan; hengsten; karnen; klakken; klapperen; kleppen; kloppen; klutsen; meppen; omroeren; raken; rammen; roeren; slaan; tikken; timmeren; treffen
cogner bonken; hameren; rammen; slaan aankloppen; aanrijden; aantikken; beuken; botsen; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rammen; slaan; stompen; stoten op; tikken; timmeren
continuer à répéter blijven herhalen; hameren
donner des coups de marteau bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan beuken; rammen
enfoncer à coups de bélier bonken; hameren; rammen; slaan
frapper bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan aankloppen; aantikken; beuken; een klap geven; een oplawaai geven; frapperen; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; rammen; slaan; stompen; tikken; timmeren
heurter bonken; hameren; rammen; slaan aankloppen; aanrijden; aanstoot geven; aantikken; aanvaren; bonzen; botsen; choqueren; hard slaan; hengsten; ketsen; kloppen; luiden; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; opbotsen; schokken; shockeren; slaan; stoten op; tikken; timmeren
insister sur blijven herhalen; hameren beklemtonen; benadrukken; betonen; inhameren; instampen
marteler bonken; hameren; rammen; slaan accentueren; benadrukken; beuken; rammen
se heurter contre bonken; hameren; rammen; slaan
tabasser bonken; hameren; rammen; slaan aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; bakkeleien; beuken; duelleren; in elkaar timmeren; kampen; kleunen; knokken; knuppelen; matten; rammen; ranselen; toetakelen; vechten
tamponner bonken; hameren; rammen; slaan afbetten; afstempelen; betten; beuken; bevochtigen; bufferen; deppen; rammen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen
taper bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan aankloppen; aantikken; beuken; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; hard slaan; hengsten; kloppen; machineschrijven; meppen; rammen; slaan; stompen; stoppen; tikken; timmeren; typen
éperonner bonken; hameren; rammen; slaan aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; opjutten; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren

Verwante woorden van "hameren":


Wiktionary: hameren


Cross Translation:
FromToVia
hameren marteler hammer — to strike repeatedly with a hammer, some other implement, the fist, etc

hameren vorm van hamer:

hamer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hamer (slaghamer)
    le marteau; le marteau-pilon

Vertaal Matrix voor hamer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
marteau hamer; slaghamer breekhamer; moker; voorhamer
marteau-pilon hamer; slaghamer

Verwante woorden van "hamer":

  • hameren, hamers, hamertje, hamertjes

Verwante definities voor "hamer":

  1. stuk gereedschap met ijzeren kop op steel1
    • hij sloeg de spijker met een hamer in het hout1

Wiktionary: hamer

hamer
noun
  1. werktuig dat kan worden gebruikt om te slaan
  2. één van de gehoorsbeentjes in het oor
hamer
noun
  1. Outil percuteur
  2. Petite tringle de bois d’un piano
  3. Osselet de l’oreille

Cross Translation:
FromToVia
hamer marteau hammer — tool
hamer chien hammer — part of a firearm
hamer marteau Hammer — Werkzeug bestehend aus Hammerkopf und Stiel