Nederlands

Uitgebreide vertaling voor instemmend (Nederlands) in het Frans

instemmend:


instemmen:

instemmen werkwoord (stem in, stemt in, stemde in, stemden in, ingestemd)

  1. instemmen (akkoord gaan)
    accorder; consentir; acquiescer; être d'accord avec
    • accorder werkwoord (accorde, accordes, accordons, accordez, )
    • consentir werkwoord (consens, consent, consentons, consentez, )
    • acquiescer werkwoord (acquiesce, acquiesces, acquiesçons, acquiescez, )
  2. instemmen (rugsteunen; bijvallen; steunen)
    soutenir; approuver; appuyer; consentir
    • soutenir werkwoord (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • approuver werkwoord (approuve, approuves, approuvons, approuvez, )
    • appuyer werkwoord (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
    • consentir werkwoord (consens, consent, consentons, consentez, )
  3. instemmen (akkoord gaan met)
    consentir; donner son accord; donner son consentement; se mettre d'accord; être d'accord avec

Conjugations for instemmen:

o.t.t.
  1. stem in
  2. stemt in
  3. stemt in
  4. stemmen in
  5. stemmen in
  6. stemmen in
o.v.t.
  1. stemde in
  2. stemde in
  3. stemde in
  4. stemden in
  5. stemden in
  6. stemden in
v.t.t.
  1. heb ingestemd
  2. hebt ingestemd
  3. heeft ingestemd
  4. hebben ingestemd
  5. hebben ingestemd
  6. hebben ingestemd
v.v.t.
  1. had ingestemd
  2. had ingestemd
  3. had ingestemd
  4. hadden ingestemd
  5. hadden ingestemd
  6. hadden ingestemd
o.t.t.t.
  1. zal instemmen
  2. zult instemmen
  3. zal instemmen
  4. zullen instemmen
  5. zullen instemmen
  6. zullen instemmen
o.v.t.t.
  1. zou instemmen
  2. zou instemmen
  3. zou instemmen
  4. zouden instemmen
  5. zouden instemmen
  6. zouden instemmen
en verder
  1. is ingestemd
diversen
  1. stem in!
  2. stemt in!
  3. ingestemd
  4. instemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

instemmen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. instemmen
    l'approbation

Vertaal Matrix voor instemmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
approbation instemmen accoord; akkoord; autorisatie; bijval; fiat; goedkeuring; goedkeuringsactiviteit; instemming; machtiging; toestemming; volmacht; welbevinden
soutenir aanhangen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accorder akkoord gaan; instemmen afspreken; afstaan; afstellen; afstemmen; autoriseren; doneren; gelijkschakelen; geven; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; iets overeenkomen; iets toekennen; inwilligen; laten; overeenbrengen; overgeven; permitteren; schenken; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; verlenen
acquiescer akkoord gaan; instemmen laten; permitteren; toelaten; toestemmen in
approuver bijvallen; instemmen; rugsteunen; steunen autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; billijken; dulden; duren; fiatteren; gelijk geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; onderschrijven; permitteren; staven; steunen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; vergunnen
appuyer bijvallen; instemmen; rugsteunen; steunen aanbevelen; aanraden; baseren; bemoedigen; coöpereren; dragen; drukken; funderen; iemand recommanderen; indrukken; induwen; knellen; meewerken; nomineren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; steunen op; stutten; tikken op; troosten; vertroosten; voordragen
consentir akkoord gaan; akkoord gaan met; bijvallen; instemmen; rugsteunen; steunen autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; duren; fiatteren; gedogen; gelijk geven; getroosten; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; inwilligen; kloppen met; laten; moeite doen; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; staven; steunen; stroken; stroken met; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
donner son accord akkoord gaan met; instemmen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen
donner son consentement akkoord gaan met; instemmen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen
se mettre d'accord akkoord gaan met; instemmen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen
soutenir bijvallen; instemmen; rugsteunen; steunen bemoedigen; beweren; coöpereren; doorleven; doorstaan; dragen; hooghouden; in de hoogte houden; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; opbeuren; ophouden; pretenderen; rugsteunen; schoren; schragen; stellen; steunen; stutten; troosten; van mening zijn; verdragen; verduren; verklaren; verteren; vertroosten; voorgeven; voorstaan
être d'accord avec akkoord gaan; akkoord gaan met; instemmen bijvallen; eens worden; gelijk geven; overeenkomen; overeenstemmen; steunen

Wiktionary: instemmen

instemmen
verb
  1. het eens zijn
instemmen
verb
  1. signaler son accord, répondre que l’on accepter la proposition de l’autre.

Cross Translation:
FromToVia
instemmen approuver; agréer; consentir consent — to express willingness