Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kapotwerken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kapotwerken (Nederlands) in het Frans

kapotwerken:

kapotwerken werkwoord (werk kapot, werkt kapot, werkte kapot, werkten kapot, kapot gewerkt)

  1. kapotwerken (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    travailler dur; se tuer à la tâche; surmener; peiner; trimer
    • travailler dur werkwoord
    • surmener werkwoord (surmène, surmènes, surmenons, surmenez, )
    • peiner werkwoord (peine, peines, peinons, peinez, )
    • trimer werkwoord (trime, trimes, trimons, trimez, )

Conjugations for kapotwerken:

o.t.t.
  1. werk kapot
  2. werkt kapot
  3. werkt kapot
  4. werken kapot
  5. werken kapot
  6. werken kapot
o.v.t.
  1. werkte kapot
  2. werkte kapot
  3. werkte kapot
  4. werkten kapot
  5. werkten kapot
  6. werkten kapot
v.t.t.
  1. ben kapot gewerkt
  2. bent kapot gewerkt
  3. is kapot gewerkt
  4. zijn kapot gewerkt
  5. zijn kapot gewerkt
  6. zijn kapot gewerkt
v.v.t.
  1. was kapot gewerkt
  2. was kapot gewerkt
  3. was kapot gewerkt
  4. waren kapot gewerkt
  5. waren kapot gewerkt
  6. waren kapot gewerkt
o.t.t.t.
  1. zal kapotwerken
  2. zult kapotwerken
  3. zal kapotwerken
  4. zullen kapotwerken
  5. zullen kapotwerken
  6. zullen kapotwerken
o.v.t.t.
  1. zou kapotwerken
  2. zou kapotwerken
  3. zou kapotwerken
  4. zouden kapotwerken
  5. zouden kapotwerken
  6. zouden kapotwerken
en verder
  1. heb mij kapot gewerkt
  2. hebt je kapot gewerkt
  3. heeft zich kapot gewerkt
  4. hebben ons kapot gewerkt
  5. hebben je kapot gewerkt
  6. hebben zich kapot gewerkt
diversen
  1. werk kapot!
  2. werkt kapot!
  3. kapot gewerkt
  4. kapotwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kapotwerken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
peiner aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; tobben; zich afsloven; zwoegen
se tuer à la tâche aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
surmener aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
travailler dur aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
trimer aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven tobben