Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. korter maken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor korter maken (Nederlands) in het Frans

korter maken:

korter maken werkwoord

  1. korter maken (verkorten; inkorten)
    raccourcir; écourter; réduire; diminuer
    • raccourcir werkwoord (raccourcis, raccourcit, raccourcissons, raccourcissez, )
    • écourter werkwoord (écourte, écourtes, écourtons, écourtez, )
    • réduire werkwoord (réduis, réduit, réduisons, réduisez, )
    • diminuer werkwoord (diminue, diminues, diminuons, diminuez, )

korter maken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. korter maken (inkorten; verkorten; bekorten)
    le raccourcissement; l'abrègement

Vertaal Matrix voor korter maken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abrègement bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
diminuer slijten; verslijten
raccourcissement bekorten; inkorten; korter maken; verkorten inkorting; inname; inperking; korting; prijsvermindering; reductie; verkrappen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diminuer inkorten; korter maken; verkorten achteruitdeinzen; achteruitgaan; afnemen; bekorten; beperken; besparen; bezuinigen; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; kelderen; kleiner maken; kleiner worden; korten; krimpen; matigen; met mate gebruiken; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; slinken; tanen; terugdeinzen; teruggaan; terugschrikken; terugwijken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen; zakken
raccourcir inkorten; korter maken; verkorten afkorten; bekorten; besparen; bezuinigen; inkorten; kort knippen; kort maken; korte tijd blijven; korten; matigen; minder maken; minimaliseren
réduire inkorten; korter maken; verkorten achteruitgaan; afkorten; afnemen; bekorten; beperken; besparen; bezuinigen; dalen; declineren; door koken dikker worden; indikken; inkorten; inkrimpen; inperken; kleiner maken; kleiner worden; korten; krimpen; matigen; met mate gebruiken; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; omrekenen; reduceren; samenvouwen; slinken; tanen; teruggaan; verdikken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen
écourter inkorten; korter maken; verkorten afkorten; bekorten; inkorten; korten; minder maken; minimaliseren

Verwante vertalingen van korter maken