Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lappen (Nederlands) in het Frans

lappen:

lappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lappen (doeken)
    le draps; le tissus; le torchons
    • draps [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tissus [le ~] zelfstandig naamwoord
    • torchons [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lappen
    le coupons
    • coupons [le ~] zelfstandig naamwoord

lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)

  1. lappen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen)
    réussir; arriver à; parvenir à; parvenir; accomplir; effectuer; réaliser; exécuter; arriver
    • réussir werkwoord (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • arriver à werkwoord
    • parvenir à werkwoord
    • parvenir werkwoord (parviens, parvient, parvenons, parvenez, )
    • accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • effectuer werkwoord (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )
    • réaliser werkwoord (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • arriver werkwoord (arrive, arrives, arrivons, arrivez, )
  2. lappen (iemand iets flikken; leveren; flikken)

Conjugations for lappen:

o.t.t.
  1. lap
  2. lapt
  3. lapt
  4. lappen
  5. lappen
  6. lappen
o.v.t.
  1. lapte
  2. lapte
  3. lapte
  4. lapten
  5. lapten
  6. lapten
v.t.t.
  1. heb gelapt
  2. hebt gelapt
  3. heeft gelapt
  4. hebben gelapt
  5. hebben gelapt
  6. hebben gelapt
v.v.t.
  1. had gelapt
  2. had gelapt
  3. had gelapt
  4. hadden gelapt
  5. hadden gelapt
  6. hadden gelapt
o.t.t.t.
  1. zal lappen
  2. zult lappen
  3. zal lappen
  4. zullen lappen
  5. zullen lappen
  6. zullen lappen
o.v.t.t.
  1. zou lappen
  2. zou lappen
  3. zou lappen
  4. zouden lappen
  5. zouden lappen
  6. zouden lappen
en verder
  1. ben gelapt
  2. bent gelapt
  3. is gelapt
  4. zijn gelapt
  5. zijn gelapt
  6. zijn gelapt
diversen
  1. lap!
  2. lapt!
  3. gelapt
  4. lappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor lappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arriver plaatsvinden
coupons lappen coupons; reclamebonnen
draps doeken; lappen
tissus doeken; lappen kledingstoffen; manufacturen; stukgoed
torchons doeken; lappen keukendoek; theedoeken; vaatdoeken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplir bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afleggen; afmaken; afronden; afwerken; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; meters maken; realiseren; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; waarmaken; zich voltrekken
arriver bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aankomen; aflopen; arriveren; bekruipen; belanden; eindigen; finishen; gebeuren; geraken; geschieden; het gevoel krijgen; in aantocht zijn; opdagen; opduiken; opkomen; overkomen; overmannen; overmeesteren; overwaaien; overweldigen; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; snel komen; terechtkomen; vergaan; verlopen; verschijnen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voorbijgaan; voorbijtrekken; voordoen; voorvallen; zich aandienen; zich meester maken van; zich voordoen
arriver à bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; bolwerken; ertoe komen; komen tot; raken; reiken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
effectuer bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; arbeiden; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; controleren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; nagaan; nakijken; realiseren; totstandbrengen; verwerkelijken; verwezenlijken; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; werken; zich voltrekken
exécuter bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; arbeiden; beëindigen; completeren; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; koudmaken; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; plegen; ter dood brengen; terechtstellen; uit de weg ruimen; uitrichten; uitvoeren; vermoorden; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; volvoeren; werken; zich voltrekken
jouer un tour à qn flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren
parvenir bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; eindigen; ejaculeren; fiksen; klaarkomen; klaarspelen; slagen; succes hebben; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan
parvenir à bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; behalen; vergaan; verkrijgen; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; winnen
réaliser bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen arbeiden; begrijpen; behalen; bewerkstelligen; doen; handelen; iets bemachtigen; in het leven roepen; inzien; maken; met het verstand vatten; realiseren; regisseren; scheppen; snappen; te pakken krijgen; ten gelde maken; tot stand brengen; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; werken; winnen; zich voltrekken
réussir bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; bloeien; fiksen; flikken; floreren; goed gaan; goed lopen; het goed maken; klaarspelen; slagen; slagen voor; succes hebben; tot hoogconjunctuur komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan

Verwante woorden van "lappen":


Verwante definities voor "lappen":

  1. geld geven1
    • wil jij ook even lappen voor het cadeau?1
  2. schoonmaken van ramen1
    • ik moet de ramen nog lappen1

Wiktionary: lappen

lappen
verb
  1. mettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.

lappen vorm van lap:

lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lap (vod; prul; homp; )
    la guenille; la loque; la gnognotte; l'haillon; le petit coupon; le chiffon; le torchon; le papier; la chiffe
    • guenille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • loque [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gnognotte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • haillon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • petit coupon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chiffon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • torchon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • papier [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chiffe [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lap (doek)
    le torchon; le lambeau; le chiffon
    • torchon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • lambeau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chiffon [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. de lap (poetslap)
    le tissu; le chiffon; le torchon
    • tissu [le ~] zelfstandig naamwoord
    • chiffon [le ~] zelfstandig naamwoord
    • torchon [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. de lap (stuk stof)
    le lambeau; le tissu; le chiffon; le torchon; la pièce de tissu; le métrage; le coupon

Vertaal Matrix voor lap:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chiffe flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje dweil; schlemiel; slappe vent; slappeling; slemiel; slungel; sukkel; watje
chiffon doek; flard; homp; lap; lor; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodje bon; coupon; doekje; klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
coupon lap; stuk stof bon; coupon; reclamebon
gnognotte flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
guenille flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
haillon flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
lambeau doek; lap; stuk stof bon; coupon
loque flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper
métrage lap; stuk stof meting; opmeting
papier flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje papier
petit coupon flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje
pièce de tissu lap; stuk stof
tissu lap; poetslap; stuk stof geweven stof; textiel; textielwaren; weefsel; weefsel anatomie
torchon doek; flard; homp; lap; lor; poetslap; prul; stuk stof; vod; vodje droogdoek; keukendoek; theedoek; vaatdoek

Verwante woorden van "lap":


Wiktionary: lap

lap
noun
  1. mauvais linge, mauvais morceau d'étoffe ou rognure d’une étoffe neuf.
  2. morceau d’une étoffe déchirer.

Cross Translation:
FromToVia
lap chiffon rag — piece of cloth

Verwante vertalingen van lappen