Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. losschroeven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor losschroeven (Nederlands) in het Frans

losschroeven:

losschroeven werkwoord (schroef los, schroeft los, schroefde los, schroefden los, losgeschroefd)

  1. losschroeven (losdraaien)
    dévisser; desserrer
    • dévisser werkwoord (dévisse, dévisses, dévissons, dévissez, )
    • desserrer werkwoord (desserre, desserres, desserrons, desserrez, )

Conjugations for losschroeven:

o.t.t.
  1. schroef los
  2. schroeft los
  3. schroeft los
  4. schroeven los
  5. schroeven los
  6. schroeven los
o.v.t.
  1. schroefde los
  2. schroefde los
  3. schroefde los
  4. schroefden los
  5. schroefden los
  6. schroefden los
v.t.t.
  1. heb losgeschroefd
  2. hebt losgeschroefd
  3. heeft losgeschroefd
  4. hebben losgeschroefd
  5. hebben losgeschroefd
  6. hebben losgeschroefd
v.v.t.
  1. had losgeschroefd
  2. had losgeschroefd
  3. had losgeschroefd
  4. hadden losgeschroefd
  5. hadden losgeschroefd
  6. hadden losgeschroefd
o.t.t.t.
  1. zal losschroeven
  2. zult losschroeven
  3. zal losschroeven
  4. zullen losschroeven
  5. zullen losschroeven
  6. zullen losschroeven
o.v.t.t.
  1. zou losschroeven
  2. zou losschroeven
  3. zou losschroeven
  4. zouden losschroeven
  5. zouden losschroeven
  6. zouden losschroeven
en verder
  1. ben losgeschroefd
  2. bent losgeschroefd
  3. is losgeschroefd
  4. zijn losgeschroefd
  5. zijn losgeschroefd
  6. zijn losgeschroefd
diversen
  1. schroef los!
  2. schroeft los!
  3. losgeschroefd
  4. losschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

losschroeven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. losschroeven (afschroeven)
    le dévissage

Vertaal Matrix voor losschroeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dévissage afschroeven; losschroeven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desserrer losdraaien; losschroeven losmaken; ontsluiten; opendraaien; openen
dévisser losdraaien; losschroeven afhaken; afschroeven; afvallen; afzeggen; afzien van; detacheren; eruitstappen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontsluiten; opendraaien; openen; openschroeven; opgeven; ophouden; stoppen; tewerkstellen; tornen; uithalen; uittrekken; uitzenden