Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. omvouwen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omvouwen (Nederlands) in het Frans

omvouwen:

omvouwen werkwoord (vouw om, vouwt om, vouwde om, vouwden om, omgevouwen)

  1. omvouwen (ten dele vouwen)
    plier
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )

Conjugations for omvouwen:

o.t.t.
  1. vouw om
  2. vouwt om
  3. vouwt om
  4. vouwen om
  5. vouwem om
  6. vouwen om
o.v.t.
  1. vouwde om
  2. vouwde om
  3. vouwde om
  4. vouwden om
  5. vouwden om
  6. vouwden om
v.t.t.
  1. heb omgevouwen
  2. hebt omgevouwen
  3. heeft omgevouwen
  4. hebben omgevouwen
  5. hebben omgevouwen
  6. hebben omgevouwen
v.v.t.
  1. had omgevouwen
  2. had omgevouwen
  3. had omgevouwen
  4. hadden omgevouwen
  5. hadden omgevouwen
  6. hadden omgevouwen
o.t.t.t.
  1. zal omvouwen
  2. zult omvouwen
  3. zal omvouwen
  4. zullen omvouwen
  5. zullen omvouwen
  6. zullen omvouwen
o.v.t.t.
  1. zou omvouwen
  2. zou omvouwen
  3. zou omvouwen
  4. zouden omvouwen
  5. zouden omvouwen
  6. zouden omvouwen
en verder
  1. is omgevouwen
  2. zijn omgevouwen
diversen
  1. vouw om!
  2. vouwt om!
  3. omgevouwen
  4. omvouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omvouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plier omvouwen; ten dele vouwen buigen; eer betuigen; krom buigen; krommen; neigen; ombuigen; omknikken; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvouwen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; plooien; samenvouwen; tenderen naar; toevouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwringen; verbuigen; vouwen; welven; wringen

Wiktionary: omvouwen

omvouwen
verb
  1. Mettre en double... (sens général)