Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onderbreken (Nederlands) in het Frans

onderbreken:

onderbreken werkwoord (onderbreek, onderbreekt, onderbrak, onderbraken, onderbroken)

  1. onderbreken (in de rede vallen; interrumperen)
    intervenir; interrompre; s'interposer; s'entremettre
    • intervenir werkwoord (interviens, intervient, intervenons, intervenez, )
    • interrompre werkwoord (interromps, interrompt, interrompons, interrompez, )
    • s'interposer werkwoord
    • s'entremettre werkwoord
  2. onderbreken (doen ophouden; afbreken)
    interrompre; obstruer; bloquer; faire arrêter
    • interrompre werkwoord (interromps, interrompt, interrompons, interrompez, )
    • obstruer werkwoord (obstrue, obstrues, obstruons, obstruez, )
    • bloquer werkwoord (bloque, bloques, bloquons, bloquez, )
    • faire arrêter werkwoord
  3. onderbreken

Conjugations for onderbreken:

o.t.t.
  1. onderbreek
  2. onderbreekt
  3. onderbreekt
  4. onderbreken
  5. onderbreken
  6. onderbreken
o.v.t.
  1. onderbrak
  2. onderbrak
  3. onderbrak
  4. onderbraken
  5. onderbraken
  6. onderbraken
v.t.t.
  1. heb onderbroken
  2. hebt onderbroken
  3. heeft onderbroken
  4. hebben onderbroken
  5. hebben onderbroken
  6. hebben onderbroken
v.v.t.
  1. had onderbroken
  2. had onderbroken
  3. had onderbroken
  4. hadden onderbroken
  5. hadden onderbroken
  6. hadden onderbroken
o.t.t.t.
  1. zal onderbreken
  2. zult onderbreken
  3. zal onderbreken
  4. zullen onderbreken
  5. zullen onderbreken
  6. zullen onderbreken
o.v.t.t.
  1. zou onderbreken
  2. zou onderbreken
  3. zou onderbreken
  4. zouden onderbreken
  5. zouden onderbreken
  6. zouden onderbreken
en verder
  1. ben onderbroken
  2. bent onderbroken
  3. is onderbroken
  4. zijn onderbroken
  5. zijn onderbroken
  6. zijn onderbroken
diversen
  1. onderbreek!
  2. onderbreekt!
  3. onderbroken
  4. onderbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onderbreken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. onderbreken (onderbreking; verbreken)
    l'interruption; la suspension; la pause

Vertaal Matrix voor onderbreken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
interruption onderbreken; onderbreking; verbreken IRQ; bemoeienis; breuk; fractuur; inlating; inmenging; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreking; opstootje; ordeverstoring; rel; schafttijd; schaftuur; stoornis; storing; stremming; trap; vastlopen; verbreking; verstoring
pause onderbreken; onderbreking; verbreken afleiding; breuk; cesuur; etenstijd; fractuur; interim; kloof; lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; onderbreking; opening; pauze; pauzeren; rustpauze; schafttijd; schaftuur; speelkwartier; spleet; tussenpoos; tussenruimte; tussentijd; uitsparing; verpozing; verstrooiing; verzet; verzetje
suspension onderbreken; onderbreking; verbreken hanglamp; ophangen; ophanging; opschorting; schorsing; suspensie; vering; wielophanging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloquer afbreken; doen ophouden; onderbreken barricaderen; belemmeren; beletten; blokkeren; halt houden; klemrijden; obstructie plegen; ophouden; platleggen; remmen; stopzetten; stremmen; tegenhouden; tot staan brengen; vastrijden; verhinderen; versperren
faire arrêter afbreken; doen ophouden; onderbreken doen stoppen
interrompre afbreken; doen ophouden; in de rede vallen; interrumperen; onderbreken afbreken; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; forceren; ontbinden; opheffen; ophouden; stoppen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; verstoren; vertoornen
intervenir in de rede vallen; interrumperen; onderbreken bemiddelen; bemoeien; fungeren; ingrijpen; inmengen; interfereren; interrumperen; interveniëren; mengen; optreden als; tussenbeide komen; tussenkomen; tussenspringen
obstruer afbreken; doen ophouden; onderbreken barricaderen; obstructie plegen; versperren
s'entremettre in de rede vallen; interrumperen; onderbreken bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
s'interposer in de rede vallen; interrumperen; onderbreken bemiddelen; bemoeien; ingrijpen; inmengen; interfereren; interrumperen; interveniëren; mengen; tussenbeide komen; tussenkomen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
interrompre onderbreken

Wiktionary: onderbreken

onderbreken
verb
  1. actie ondernemen om een in gang zijnd proces tot staan te brengen

Cross Translation:
FromToVia
onderbreken ramener sa fraise; s’incruster butt in — join conversation
onderbreken interrompre disrupt — to interrupt or impede something
onderbreken interrompre interrupt — to disturb or halt an ongoing process or action
onderbreken interrompre; couper stifle — to interrupt or cut off
onderbreken suspendre suspend — To discontinue or interrupt a function, task, position, or event
onderbreken parler hors de propos talk out of turn — speak when not allowed to