Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. profiteren:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor profiteren:
    • profiter


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor profiteren (Nederlands) in het Frans

profiteren:

profiteren werkwoord (profiteer, profiteert, profiteerde, profiteerden, geprofiteerd)

  1. profiteren (voordeel trekken)
    profiter de qc; faire valoir; tirer profit de; tirer parti de; faire son profit de; exploiter
    • profiter de qc werkwoord
    • faire valoir werkwoord
    • tirer profit de werkwoord
    • tirer parti de werkwoord
    • exploiter werkwoord (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
  2. profiteren

Conjugations for profiteren:

o.t.t.
  1. profiteer
  2. profiteert
  3. profiteert
  4. profiteren
  5. profiteren
  6. profiteren
o.v.t.
  1. profiteerde
  2. profiteerde
  3. profiteerde
  4. profiteerden
  5. profiteerden
  6. profiteerden
v.t.t.
  1. heb geprofiteerd
  2. hebt geprofiteerd
  3. heeft geprofiteerd
  4. hebben geprofiteerd
  5. hebben geprofiteerd
  6. hebben geprofiteerd
v.v.t.
  1. had geprofiteerd
  2. had geprofiteerd
  3. had geprofiteerd
  4. hadden geprofiteerd
  5. hadden geprofiteerd
  6. hadden geprofiteerd
o.t.t.t.
  1. zal profiteren
  2. zult profiteren
  3. zal profiteren
  4. zullen profiteren
  5. zullen profiteren
  6. zullen profiteren
o.v.t.t.
  1. zou profiteren
  2. zou profiteren
  3. zou profiteren
  4. zouden profiteren
  5. zouden profiteren
  6. zouden profiteren
diversen
  1. profiteer!
  2. profiteert!
  3. geprofiteerd
  4. profiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor profiteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bénéficier profiteren
exploiter profiteren; voordeel trekken beroven; exploiteren; leeghalen; munt uitslaan; ontdoen; ontginnen; plunderen; uitbuiten; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen; voor landbouw klaar maken; woekeren
faire son profit de profiteren; voordeel trekken
faire valoir profiteren; voordeel trekken exploiteren; uitbuiten
profiter de qc profiteren; voordeel trekken
tirer parti de profiteren; voordeel trekken
tirer profit de profiteren; voordeel trekken beroven; ontdoen; speculeren met krediet; uitbuiten

Wiktionary: profiteren

profiteren
verb
  1. (inergatief) ~ van baat hebben bij iets, winst boeken van iets
profiteren
Cross Translation:
FromToVia
profiteren → [[profiter (de quelque chose)]] leverage — take full advantage of an existing thing
profiteren profiter profitierenNutzen ziehen, aus etwas Profit ziehen