Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. rafelen:
  2. rafel:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rafelen (Nederlands) in het Frans

rafelen:

rafelen werkwoord (rafel, rafelt, rafelde, rafelden, gerafeld)

  1. rafelen

Conjugations for rafelen:

o.t.t.
  1. rafel
  2. rafelt
  3. rafelt
  4. rafelen
  5. rafelen
  6. rafelen
o.v.t.
  1. rafelde
  2. rafelde
  3. rafelde
  4. rafelden
  5. rafelden
  6. rafelden
v.t.t.
  1. ben gerafeld
  2. bent gerafeld
  3. is gerafeld
  4. zijn gerafeld
  5. zijn gerafeld
  6. zijn gerafeld
v.v.t.
  1. was gerafeld
  2. was gerafeld
  3. was gerafeld
  4. waren gerafeld
  5. waren gerafeld
  6. waren gerafeld
o.t.t.t.
  1. zal rafelen
  2. zult rafelen
  3. zal rafelen
  4. zullen rafelen
  5. zullen rafelen
  6. zullen rafelen
o.v.t.t.
  1. zou rafelen
  2. zou rafelen
  3. zou rafelen
  4. zouden rafelen
  5. zouden rafelen
  6. zouden rafelen
diversen
  1. rafel!
  2. rafelt!
  3. gerafeld
  4. rafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rafelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
s'effiler rafelen rafels loslaten; uitrafelen
s'effilocher rafelen rafels loslaten; uitrafelen
s'érailler rafelen rafels loslaten; uitrafelen

Verwante woorden van "rafelen":


rafel:

rafel [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de rafel
    l'effilochure; l'éraillure

Vertaal Matrix voor rafel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effilochure rafel franje; poespas
éraillure rafel franje; poespas; versiering van rafels

Verwante woorden van "rafel":

  • rafelen, rafels, rafeltje, rafeltjes

Wiktionary: rafel

rafel
noun
  1. een losgeraakte draad van een weefsel