Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. remplaceren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor remplaceren (Nederlands) in het Frans

remplaceren:

remplaceren werkwoord (remplaceer, remplaceert, remplaceerde, remplaceerden, geremplaceerd)

  1. remplaceren (vervangen; vernieuwen; verwisselen; aflossen)
    remplacer; renouveler; replacer; changer; se substituer à; innover; remettre en place; rénover; remettre
    • remplacer werkwoord (remplace, remplaces, remplaçons, remplacez, )
    • renouveler werkwoord (renouvelle, renouvelles, renouvelons, renouvelez, )
    • replacer werkwoord (replace, replaces, replaçons, replacez, )
    • changer werkwoord (change, changes, changeons, changez, )
    • se substituer à werkwoord
    • innover werkwoord (innove, innoves, innovons, innovez, )
    • remettre en place werkwoord
    • rénover werkwoord (rénove, rénoves, rénovons, rénovez, )
    • remettre werkwoord (remets, remet, remettons, remettez, )
  2. remplaceren
    remplacer
    • remplacer werkwoord (remplace, remplaces, remplaçons, remplacez, )

Conjugations for remplaceren:

o.t.t.
  1. remplaceer
  2. remplaceert
  3. remplaceert
  4. remplaceren
  5. remplaceren
  6. remplaceren
o.v.t.
  1. remplaceerde
  2. remplaceerde
  3. remplaceerde
  4. remplaceerden
  5. remplaceerden
  6. remplaceerden
v.t.t.
  1. heb geremplaceerd
  2. hebt geremplaceerd
  3. heeft geremplaceerd
  4. hebben geremplaceerd
  5. hebben geremplaceerd
  6. hebben geremplaceerd
v.v.t.
  1. had geremplaceerd
  2. had geremplaceerd
  3. had geremplaceerd
  4. hadden geremplaceerd
  5. hadden geremplaceerd
  6. hadden geremplaceerd
o.t.t.t.
  1. zal remplaceren
  2. zult remplaceren
  3. zal remplaceren
  4. zullen remplaceren
  5. zullen remplaceren
  6. zullen remplaceren
o.v.t.t.
  1. zou remplaceren
  2. zou remplaceren
  3. zou remplaceren
  4. zouden remplaceren
  5. zouden remplaceren
  6. zouden remplaceren
en verder
  1. is geremplaceerd
  2. zijn geremplaceerd
diversen
  1. remplaceer!
  2. remplaceert!
  3. geremplaceerd
  4. remplacerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor remplaceren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
changer aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen afwisselen; amenderen; converteren; doen buigen; door elkaar schudden; hernieuwen; herstellen; herzien; husselen; hutselen; inruilen; inwisselen; kenteren; modificeren; ombuigen; omruilen; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; overstappen; renoveren; reorganiseren; ruilen; uitwisselen; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervormen; verwisselen; wijzigen; wisselen
innover aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
remettre aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen aangeven; aanreiken; afgeven; bijschenken; bijtanken; bijvullen; distribueren; doorgeven; geven; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; overleveren; reiken; restitueren; retourneren; ronddelen; schenken; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; terugleggen; terugplaatsen; terugzenden; terugzetten; toesteken; uitreiken; verdagen; verdelen; verder reiken; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
remettre en place aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen achteruitzetten; degraderen; in rang verlagen; inschuiven; naar elkaar toe schuiven; terugleggen; terugplaatsen; terugzetten
remplacer aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen inspringen; invallen; invallen voor iemand; negeren; overschrijven; vervangen
renouveler aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; hervatten; herzien; in goede staat brengen; maken; nieuw leven inblazen; opfrissen; opknappen; opnieuw beginnen; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; vernieuwen; verversen; wederopbouwen
replacer aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen achteruitzetten; degraderen; herbenoemen; herkiezen; herplaatsen; in rang verlagen; opnieuw benoemen; terugleggen; terugplaatsen; terugzetten
rénover aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; hernieuwen; herstellen; herzien; in goede staat brengen; innoveren; maken; nieuw leven inblazen; opknappen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; verbouwen; vernieuwen; vertimmeren; wederopbouwen
se substituer à aflossen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen hernieuwen; herstellen; renoveren; verbeteren; vernieuwen

Wiktionary: remplaceren

remplaceren
verb
  1. (overgankelijk) vervangen