Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. salueren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor salueren (Nederlands) in het Frans

salueren:

salueren werkwoord (salueer, salueert, salueerde, salueerden, gesalueerd)

  1. salueren (groeten)
    faire un salut; saluer
    • faire un salut werkwoord
    • saluer werkwoord (salue, salues, saluons, saluez, )

Conjugations for salueren:

o.t.t.
  1. salueer
  2. salueert
  3. salueert
  4. salueren
  5. salueren
  6. salueren
o.v.t.
  1. salueerde
  2. salueerde
  3. salueerde
  4. salueerden
  5. salueerden
  6. salueerden
v.t.t.
  1. heb gesalueerd
  2. hebt gesalueerd
  3. heeft gesalueerd
  4. hebben gesalueerd
  5. hebben gesalueerd
  6. hebben gesalueerd
v.v.t.
  1. had gesalueerd
  2. had gesalueerd
  3. had gesalueerd
  4. hadden gesalueerd
  5. hadden gesalueerd
  6. hadden gesalueerd
o.t.t.t.
  1. zal salueren
  2. zult salueren
  3. zal salueren
  4. zullen salueren
  5. zullen salueren
  6. zullen salueren
o.v.t.t.
  1. zou salueren
  2. zou salueren
  3. zou salueren
  4. zouden salueren
  5. zouden salueren
  6. zouden salueren
diversen
  1. salueer!
  2. salueert!
  3. gesalueerd
  4. saluerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor salueren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire un salut groeten; salueren
saluer groeten; salueren begroeten; gedag zeggen; groeten; met de hand groeten; zwaaien