Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smak (Nederlands) in het Frans

smak:

smak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de smak (dreun; klap; knal; kwak)
    le coup; le choc; le boum; le grondement; le fracas; la lourde chute; l'éclat; le coup violent
    • coup [le ~] zelfstandig naamwoord
    • choc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • boum [le ~] zelfstandig naamwoord
    • grondement [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fracas [le ~] zelfstandig naamwoord
    • lourde chute [la ~] zelfstandig naamwoord
    • éclat [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coup violent [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor smak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boum dreun; klap; knal; kwak; smak bons; ceremonie; feest; feestdag; feestelijkheid; festiviteit; fuif; jaarfeest; pof; viering
choc dreun; klap; knal; kwak; smak beven; botsing; duw; duwtje; hort; opeen knallen; por; schok; schokkende beweging; shock; stoot; stootje; zet
coup dreun; klap; knal; kwak; smak beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slag; slok; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; voetbeweging; vuistslag; zet
coup violent dreun; klap; knal; kwak; smak
fracas dreun; klap; knal; kwak; smak gebrul; gebulder; gedruis; gekrijs; geschreeuw; ontlading; plotselinge uitbarsting; rumoer; tumult; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
grondement dreun; klap; knal; kwak; smak bonzen; daveren; denderen; donderen; dreunen; gebrom; gebrul; gebulder; gedreun; gegrom; gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer; geloei; gemopper; geraas; geronk; gesnurk; grauw; grom; loeien van de wind; ontlading; plotselinge uitbarsting; rommeling; smakken; smakkend eten; snauw; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
lourde chute dreun; klap; knal; kwak; smak
éclat dreun; klap; knal; kwak; smak blinken; deining; diggel; emotionele uitval; flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glans; glanzen; glimmen; glinstering; gloed; haarkrul; krul; luister; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schijn; schitteren; schittering; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
choc botsing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boum boem

Verwante woorden van "smak":


smakken:

smakken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het smakken (vies eten; opschrokken)
    l'action de bâfrer; l'action de bouffer; l'action de faire du bruit en mangeant
  2. het smakken (smakkend eten)
    le grondement

smakken werkwoord (smak, smakt, smakte, smakten, gesmakt)

  1. smakken (smakkend eten)
  2. smakken (neerkwakken; kwakken)
    détoner; jeter par terre
    • détoner werkwoord (détone, détones, détonons, détonez, )
    • jeter par terre werkwoord

Conjugations for smakken:

o.t.t.
  1. smak
  2. smakt
  3. smakt
  4. smakken
  5. smakken
  6. smakken
o.v.t.
  1. smakte
  2. smakte
  3. smakte
  4. smakten
  5. smakten
  6. smakten
v.t.t.
  1. heb gesmakt
  2. hebt gesmakt
  3. heeft gesmakt
  4. hebben gesmakt
  5. hebben gesmakt
  6. hebben gesmakt
v.v.t.
  1. had gesmakt
  2. had gesmakt
  3. had gesmakt
  4. hadden gesmakt
  5. hadden gesmakt
  6. hadden gesmakt
o.t.t.t.
  1. zal smakken
  2. zult smakken
  3. zal smakken
  4. zullen smakken
  5. zullen smakken
  6. zullen smakken
o.v.t.t.
  1. zou smakken
  2. zou smakken
  3. zou smakken
  4. zouden smakken
  5. zouden smakken
  6. zouden smakken
en verder
  1. ben gesmakt
  2. bent gesmakt
  3. is gesmakt
  4. zijn gesmakt
  5. zijn gesmakt
  6. zijn gesmakt
diversen
  1. smak!
  2. smakt!
  3. gesmakt
  4. smakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

smakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de smakken (knallen; klappen)
    le coups; le boums; le coups secs
    • coups [le ~] zelfstandig naamwoord
    • boums [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coups secs [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor smakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
action de bouffer opschrokken; smakken; vies eten
action de bâfrer opschrokken; smakken; vies eten
action de faire du bruit en mangeant opschrokken; smakken; vies eten
boums klappen; knallen; smakken ploffen
coups klappen; knallen; smakken geklop; handtastelijkheden; klappen; opdonders; scheutjes; vuistslagen
coups secs klappen; knallen; smakken
grondement smakken; smakkend eten bonzen; daveren; denderen; donderen; dreun; dreunen; gebrom; gebrul; gebulder; gedreun; gegrom; gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer; geloei; gemopper; geraas; geronk; gesnurk; grauw; grom; klap; knal; kwak; loeien van de wind; ontlading; plotselinge uitbarsting; rommeling; smak; snauw; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
détoner kwakken; neerkwakken; smakken knallen
faire du bruit en mangeant smakken; smakkend eten
jeter par terre kwakken; neerkwakken; smakken naar beneden gooien; neergooien; op de grond gooien
s'en lécher les babines smakken; smakkend eten likkebaarden

Verwante woorden van "smakken":