Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strand (Nederlands) in het Frans

strand:

strand [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het strand (zandstrand)
    la plage; la plage de sable

Vertaal Matrix voor strand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plage strand; zandstrand bereik
plage de sable strand; zandstrand
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
plage bereik

Verwante woorden van "strand":


Wiktionary: strand

strand
noun
  1. Strook land langs de kust
strand
noun
  1. étendue de sable

Cross Translation:
FromToVia
strand plage beach — sandy shore
strand plage Strand — meist sandiger Übergang von Land zu Wasser

strand vorm van stranden:

stranden werkwoord (strand, strandt, strandde, strandden, gestrand)

  1. stranden (mislukken; falen; verkeerd lopen; )
    faillir; échouer; ne pas réussir; se tromper; être un flop; périr; manquer; rater; chuter; tourner mal; se méprendre; commettre une erreur; rater son coup; commettre une faute; rater son effet; réduire en bouilli; s'abîmer; faire une faute; aller à côté
    • faillir werkwoord (faux, faut, faillons, faillez, )
    • échouer werkwoord (échoue, échoues, échouons, échouez, )
    • ne pas réussir werkwoord
    • se tromper werkwoord
    • être un flop werkwoord
    • périr werkwoord (péris, périt, périssons, périssez, )
    • manquer werkwoord (manque, manques, manquons, manquez, )
    • rater werkwoord (rate, rates, ratons, ratez, )
    • chuter werkwoord (chute, chutes, chutons, chutez, )
    • tourner mal werkwoord
    • se méprendre werkwoord
    • rater son coup werkwoord
    • rater son effet werkwoord
    • s'abîmer werkwoord
    • faire une faute werkwoord
    • aller à côté werkwoord

Conjugations for stranden:

o.t.t.
  1. strand
  2. strandt
  3. strandt
  4. stranden
  5. stranden
  6. stranden
o.v.t.
  1. strandde
  2. strandde
  3. strandde
  4. strandden
  5. strandden
  6. strandden
v.t.t.
  1. ben gestrand
  2. bent gestrand
  3. is gestrand
  4. zijn gestrand
  5. zijn gestrand
  6. zijn gestrand
v.v.t.
  1. was gestrand
  2. was gestrand
  3. was gestrand
  4. waren gestrand
  5. waren gestrand
  6. waren gestrand
o.t.t.t.
  1. zal stranden
  2. zult stranden
  3. zal stranden
  4. zullen stranden
  5. zullen stranden
  6. zullen stranden
o.v.t.t.
  1. zou stranden
  2. zou stranden
  3. zou stranden
  4. zouden stranden
  5. zouden stranden
  6. zouden stranden
diversen
  1. strand!
  2. strandt!
  3. gestrand
  4. strandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stranden [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stranden (aanspoelen; aandrijven)
    l'alluvionnement

Vertaal Matrix voor stranden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alluvionnement aandrijven; aanspoelen; stranden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller à côté afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
chuter afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen naar beneden vallen; omlaagvallen; vallen
commettre une erreur afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
commettre une faute afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
faillir afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
faire une faute afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
manquer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen afwezig zijn; erbij inschieten; gebrek hebben; knellen; kwijtraken; mankeren; missen; ontberen; ontbreken; over het hoofd zien; strak zitten; verliezen; verloren gaan; vermissen; verzaken; verzuimen; wegraken
ne pas réussir afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
périr afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen achteruitgaan; bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; instorten; omkomen; ondergaan; ontbinden; overlijden; rotten; sneuvelen; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vallen; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; wegvallen; zinken
rater afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen iets mislopen; mislopen; missen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
rater son coup afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
rater son effet afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
réduire en bouilli afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
s'abîmer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen
se méprendre afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; zich vergissen
se tromper afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen een fout maken; feilen; het mis hebben; misrekenen; mistasten; verdwaald zijn; vergissen; verrekenen; verspreken; zich bij het rekenen vergissen; zich misrekenen; zich vergissen
tourner mal afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen te kort schieten; tegenvallen; zich misdragen
échouer afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen begeven; flippen; landen; neerkomen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; vallen
être un flop afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen

Verwante woorden van "stranden":


Wiktionary: stranden

stranden
verb
  1. aan de grond vastlopen
stranden
verb
  1. Arriver dans une situation où un outil ou un véhicule ne fonctionne plus par manque de carburant où à cause de batteries vides, ou encore doit être réparé.

Cross Translation:
FromToVia
stranden échouer run aground — to be immobilized by shallow water
stranden échouer stranden — (intransitiv) (mit einem Schiff) auf Strand laufen
stranden échouer stranden — (intransitiv) übertragen: mit einem Vorhaben scheitern