Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stuitend (Nederlands) in het Frans
stuitend:
-
stuitend (onverkwikkelijk)
choquant; désagréable; répugnant; dégoûtant; fâcheux; écoeurant; repoussant; malpropre; révoltant; crasseux; salement; sordidement-
choquant bijvoeglijk naamwoord
-
désagréable bijvoeglijk naamwoord
-
répugnant bijvoeglijk naamwoord
-
dégoûtant bijvoeglijk naamwoord
-
fâcheux bijvoeglijk naamwoord
-
écoeurant bijvoeglijk naamwoord
-
repoussant bijvoeglijk naamwoord
-
malpropre bijvoeglijk naamwoord
-
révoltant bijvoeglijk naamwoord
-
crasseux bijvoeglijk naamwoord
-
salement bijvoeglijk naamwoord
-
sordidement bijvoeglijk naamwoord
-
-
stuitend (goor; walgelijk; weerzinwekkend; vies; ranzig; onverkwikkelijk; smerig)
Vertaal Matrix voor stuitend:
Verwante woorden van "stuitend":
stuitend vorm van stuiten:
-
stuiten (terugkaatsen; reflecteren; weerkaatsen; echoën; terugstoten)
résonner; retentir-
résonner werkwoord (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, résonnent, résonnais, résonnait, résonnions, résonniez, résonnaient, résonnai, résonnas, résonna, résonnâmes, résonnâtes, résonnèrent, résonnerai, résonneras, résonnera, résonnerons, résonnerez, résonneront)
-
retentir werkwoord (retentis, retentit, retentissons, retentissez, retentissent, retentissais, retentissait, retentissions, retentissiez, retentissaient, retentîmes, retentîtes, retentirent, retentirai, retentiras, retentira, retentirons, retentirez, retentiront)
-
Conjugations for stuiten:
o.t.t.
- stuit
- stuit
- stuit
- stuiten
- stuiten
- stuiten
o.v.t.
- stuitte
- stuitte
- stuitte
- stuitten
- stuitten
- stuitten
v.t.t.
- heb gestuit
- hebt gestuit
- heeft gestuit
- hebben gestuit
- hebben gestuit
- hebben gestuit
v.v.t.
- had gestuit
- had gestuit
- had gestuit
- hadden gestuit
- hadden gestuit
- hadden gestuit
o.t.t.t.
- zal stuiten
- zult stuiten
- zal stuiten
- zullen stuiten
- zullen stuiten
- zullen stuiten
o.v.t.t.
- zou stuiten
- zou stuiten
- zou stuiten
- zouden stuiten
- zouden stuiten
- zouden stuiten
en verder
- ben gestuit
- bent gestuit
- is gestuit
- zijn gestuit
- zijn gestuit
- zijn gestuit
diversen
- stuit!
- stuitt!
- gestuit
- stuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stuiten (stuitjes)
Vertaal Matrix voor stuiten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coccyx | stuiten; stuitjes | staartbeen; stuitbeen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
retentir | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen | echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; nabouwen; napraten; nazeggen; rammelen; resoneren; rinkelen; schallen; schetteren; tetteren; tingelen; tinkelen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen |
résonner | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen | echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; rammelen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen |